Author: DEVELING, E.
Title: Het Kantoor: Project drie. Met 4 EP grammo foonplaten, 33 1/3 r.p.m.Geluid en montage W. van Holstein. 24 pp interview tekst. 240 foto's van een uur kantoorleven. Losbladig in doos. Oplage 1000 stks.Description: Manteau, Brussel / Den Haag, 1973. Titelblad licht roestvlekkerig. Overige schoon en net. Doos ruw karton. Nietjes van bodem los. Curieus geval.
Frido Troost
Het Kantoor (Project3) - Enno Develing, uitgeverij Mateau 1973
Enno Develing was naast conservator moderne Kunst van het Haagse Gemeentemuseum ook schrijver en in de laatste hoedanigheid, als kind van zijn tijd, gefascineerd door alternatieve vertelvormen. Onder de titel “Het einde van de Roman” publiceerde hij drie projecten: “De Soldaten”, “De Maagden” en tot slot “Het Kantoor”, een onmiskenbaar conceptueel meesterwerkje: De medewerkers van een Haags kantoor vertellen in een kwartier wat ze het laatste uur hebben gedaan. Het tekstgedeelte van het werk bestaat uit de letterlijke transcriptie van deze interviews (24 hilarische pagina’s). Tegelijkertijd heeft een team van fotografen één hoek van het kantoor vanuit vier verschillende standpunten elke minuut gedurende één uur gefotografeerd…zestig pagina’s met vier beelden. Op vier begeleidende singeltjes kan de lezer/kijker ondertussen de opgenomen kantoorgeluiden beluisteren. Simpelweg geniaal.
In de leefwereld van de mensen
Enno Develing, de voorloper van J.J. Voskuil
door Martijn Meijer
Voskuils romanserie `Het bureau' is uitbundige fictie in vergelijking met `Het kantoor', een doos materiaal die de auteur Enno Develing in de jaren zeventig verzamelde.
Onder een berg onleesbare papieren ligt de tweelingbroer van J.J. Voskuil begraven. Een schrijver die lang voor Voskuils Het bureau de benauwde wereld van het kantoor tot onderwerp koos. Een schrijver op wiens werk de kritiek die Voskuil te verduren kreeg, bij uitstek van toepassing is: het heeft meer met de werkelijkheid te maken dan met de literatuur.
Aangezien herkenning van de door Voskuil beschreven kantoorcultuur een grote rol speelde in de algemene waardering voor Het bureau, werden de literaire verdiensten van de boeken soms over het hoofd gezien. Enkele publicisten klaagden dat 5.500 bladzijden echt te lang was voor een verhaal waarin niets gebeurt, te veel herhalingen voorkomen en de hoofdpersonen zich nauwelijks ontwikkelen. Het bureau zou kortom te veel op het echte leven lijken.
Dat de registratie van het `echte leven' ergerniswekkend banaal kan zijn, is afdoende gedemonstreerd door de realitysoap Big Brother, waarmee Het bureau wel vergeleken werd. ,,Het is soap voor intellectuelen', zei Vrij Nederland-hoofdredacteur Xandra Schutte in 1999 tegen de Volkskrant. ,,Voskuil heeft geen gevoel voor stijl en geen gevoel voor maat. Het is calvinistisch en armoedig. Het is bandrecorderproza.' Trouw-columnist Sylvain Ephimenco sprak van een `compilatie van notulen'. In een artikel over de teloorgang van de letteren, afgelopen december in Trouw gepubliceerd, beschrijft Ephimenco Voskuils werk als exemplarisch voor het kwalijke `minimalisme' in de Nederlandse literatuur: een `minimalisme in de vorm' en wat de inhoud betreft een minimale `maatschappelijke betrokkenheid'.
Dit `minimalisme' lijkt een erg relatief begrip. Je kunt Voskuil een minimalist noemen als je hem naast Peter Verhelst zet, en een maximalist als je hem vergelijkt met een schrijver die nog minimaler dan hij te werk is gegaan. En zo'n schrijver heeft bestaan: Enno Develing. In 1973 verscheen zijn project over het kantoorleven, Het kantoor. Develing (1933-1999) was een schrijver waarmee vergeleken Voskuil mijlenver van de werkelijkheid afstaat.Develing was pas echt een minimalist, en zijn `project' Het kantoor is je reinste bandrecorderproza: het bevat in spreektaal weergegeven interviews met kantoorpersoneel en foto's en geluidsopnamen van een kantoorruimte in een niet nader ge�dentificeerd Nederlands installatiebedrijf.
Develings rol als auteur was minimaal, op het niet-bestaande af, zowel in zijn werk als in het literaire leven. De critici schreven met onverholen spot over zijn projecten, het door hem beoogde brede publiek las hem niet. Amerikaanse Minimal Art-kunstenaars als Donald Judd, daaraan voelde Develing zich verwant. Eenvoudige geometrische vormen, emotieloos weergegeven, zonder symboliek of opgelegde esthetiek. Develing werkte in de jaren van zijn publicaties als wetenschappelijk assistent bij het Haags Gemeentemuseum, waar hij een documentatiesysteem over de nieuwste stromingen in de Amerikaanse kunst opzette. Ook organiseerde hij een tentoonstelling van de minimalist Sol Lewitt.
Functioneel
Enno Develing vond dat de kunst het museum uit moest, `de leefwereld in van de mensen'. Kunst moest helpen om de wereld leefbaarder te maken, zo functioneel worden als de Deltawerken. Literatuur moest haar `informatieve-communicatieve functie' terugkrijgen. Vandaar dat de scheidslijn tussen de werkelijkheid, althans die van een aprilochtend in 1973, en Develings project Het kantoor tot het minimale beperkt is. Met behulp van fotografen, geluidstechnici en interviewers heeft hij die ochtend gedurende een uur alles vastgelegd wat er in de betreffende kantoorruimte voorviel.
Het Letterkundig Museum wijdde in december 1973 een tentoonstelling aan het materiaal. Het kantoorproject werd vermenigvuldigd en in duizend exemplaren in de handel gebracht door de Brusselse uitgeverij Manteau, niet als boek maar als doos. Daarin zaten vier EP grammofoonplaatjes met geluidsopnamen (geroezemoes, het rinkelen van telefoons, het ratelen van typemachines), 240 foto's van keurige mannen en enkele vrouwen, werkend aan stalen bureau's, en vierentwintig pagina's interviewtekst, letterlijk opgetekend uit de monden van anonieme sprekers, zonder kop of staart, zonder vragen, als ��n blok monoloog.
,,In dit verhaal wordt niets verbloemd, niets weggelaten, niets mooier gemaakt', zei Develing dat jaar tegen De Gooi- en Eemlander. ,,Hier wordt het verhaal van een uur op een kantoor volledig verteld, zonder dat ik de lezer-luisteraar-kijker een bepaalde visie opdring. Hij moet en kan nu zelf zijn conclusies trekken.' Een mogelijke, hoewel waarschijnlijk onrechtvaardige conclusie op basis van Develings materiaal is, dat het kantoorleven anno 1973 van een misdadige banaliteit en betekenisloosheid was. Een uur met het babbelende personeel van Develing maakt een oneindig monotoner en nihilistischer indruk dan de dertig door Voskuil beschreven jaren bij elkaar. De kromme zinnen en kromme gedachten die ze te berde brengen zouden alleen misschien de afdeling volkskunde van het P.J. Meertens-Instituut kunnen interesseren, in het kader van een onderzoek naar kantoorcultuur van destijds.
Een voorbeeld: ,,Met de collega's is 't ook goed, nou ja, de ��n wel en de ander niet, dat is overal, h�, ik bedoel 't is overal verschillend. Nee, 't gaat ook, nee, zo vervelend doen ze nou ook weer niet, hoor, ik bedoel, 't is gewoon nou, ja de ��n kan meer uiten as de ander, 't is gewoon je moet d'r mee werke en eh nou ja, je werkt d'r ook mee, zo is 't.' Uit deze stuurloze kletspraat springt een paar keer een aardige uitspraak op: ,,Ik heb 's een pastoor horen zeggen of je nou eh kathedralen bouwt of aardappelen zit te schillen, da's voor God hetzellefde, nou zoiets zie zo beschouw ik 't ook wel een beetje.'
Heeft Develing een kathedraal willen bouwen of was aardappelen schillen hem genoeg? Met andere woorden, wat is nu de waarde van deze anti-roman? En wat bezielde de `schrijver' ervan, Enno Develing? Het kantoor kan het beste tot de conceptuele kunst gerekend worden, want in het verrassende idee ligt enige waarde, niet in de uitvoering ervan. Dat Develing door iets bezield werd, blijkt uit het feit dat hij een vergelijkbare procedure al bij twee eerdere projecten had toegepast, Voor de soldaten (1966) en De maagden (1968). In het eerste project werd de eerste dag van militair dienstplichtigen gereconstrueerd, in het tweede de ontmaagding van een aantal meisjes.
Ready-mades
Develing stond niet alleen in zijn pogingen een zo `objectief' mogelijke literatuur te schrijven. Hij is verwant aan stromingen als het neo-dada�sme van de jaren zestig, waartoe het tijdschrift Barbarber van J. Bernlef en K. Schippers gerekend kan worden, en Pop Art (Andy Warhol) en Nieuw Realisme (Tinguely) in de beeldende kunst. De kunstenaar leverde geen commentaar meer, interpreteerde niet; hij aanvaardde de werkelijkheid. Gewone gebruiksvoorwerpen werden tot kunstwerken uitgeroepen (ready-mades), en reclameteksten en gesprekjes in de trein tot literatuur. De progressieve kunstenaar wilde de scheidslijn tussen kunst en leven en tussen de hoge en lage kunst doorbreken - een ontwikkeling die zich later juist dankzij het door de linkse intellectuelen van toen zo verfoeide kapitalistische marktprincipe zou voltrekken.
Develing heeft zijn drie projecten verklaard en een rechtvaardiging proberen te geven in Het einde van de roman (1968/1973), een verzameling pamfletten. Hij had, zo blijkt, revolutionaire bedoelingen. Het moest maar eens afgelopen zijn met die autobiografische, individualistische romans waarin de schrijver uiting geeft ,,aan zijn persoonlijke frustraties, psychologische merkwaardigheden, zijn onmacht tot een voor hem aanvaardbaar maatschappelijk bestaan en verder alles wat nog meer zijn persoonlijkheid kan uitmaken'. De romankunst is losgeraakt van de werkelijkheid, vondDeveling, de elite gebruikt haar louter als `ontvluchtingsmiddel'. Bovendien is de communicatie tussen schrijver en lezer autoritair, want de laatste krijgt een hem wezensvreemde werkelijkheid opgedrongen. Dit is allemaal natuurlijk zeer `ondemocratisch'.
De creativiteit `tot nul gereduceerd', de `realiteit tot een maximum opgevoerd', dat wilde Develing bereiken in zijn werk. De schrijver moet zich uit zijn werk terugtrekken, zich niets meer verbeelden; de lezer mag het hem aangeleverde ruwe materiaal zelf interpreteren, in de hoop dat hij gaat beseffen dat er geen vaste waarden, geen zekerheden, geen eenduidige werkelijkheid bestaat. Een paradoxale onderneming is het, door middel van de beschrijving van zogenaamd objectieve feiten willen aantonen dat zulke feiten eigenlijk niet bestaan. Minstens zo paradoxaal als literatuur willen bedrijven zonder literaire middelen te gebruiken. Develings drie projecten zijn dan ook grandioos mislukt, door een gebrek aan structuur, aan vormgeving. Zijn oeuvre is een monument van overbodigheid. Uiteindelijk schatte hij, net als de door hem verfoeide autobiografische auteurs, het belang van het werkelijkheidsgehalte van de literatuur veel te hoog in. Waarschijnlijkheid is in de literatuur voldoende, zo leert Voskuils werk.
Develing zou een voorloper van Voskuil genoemd kunnen worden, aangezien ze allebei de nauwkeurige registratie van de kantoorwerkelijkheid beoogden. Alleen verlaat Voskuil zich op zijn herinneringen aan de tijd dat hij aan het Amsterdamse P.J. Meertens-Instituut werkte; het geheugen van de schrijver heeft al een eerste selectie gemaakt uit het materiaal dat de werkelijkheid aanbiedt. ,,De essentie van elke passage is waar', zei Voskuil zelf in een interview; de werkelijkheid werd ingedikt en herschikt in het schrijven. Zo komen de vele dialogen in Het bureau wel natuurlijk over, maar ze zijn nooit letterlijk zo uitgesproken. Dat de tekst de kracht van waarschijnlijkheid behoudt, dat is artistieke suggestie.
In de literatuur lijkt de directe, onopgesmukte weergave van het echte leven niet eens op het echte leven, maar op iets dat veel erger is dan dat: een wereld van louter feiten waarin de mens ronddwaalt, niet in staat tot articuleren. Dat is althans de conclusie die je moet trekken als je van Develings Het kantoor hebt kennisgenomen.
Info: Met dank aan Helga Ruebsamen
Foto-onderschrift: Enno Develing in 1973 te midden van `Het kantoor', met onder andere geluidsopnamen van kantoorleven foto Wolson, collectie Letterkundig Museum
Trefwoord: Kunst en Cultuur; Kunst; Taal- en Letterkunde; Literatuur
Persoon: Enno Develing; J.J. Voskuil
Foto-onderschrift: Enno Develing in 1973 te midden van `Het kantoor', met onder andere geluidsopnamen van kantoorleven foto Wolson, collectie Letterkundig Museum
Trefwoord: Kunst en Cultuur; Kunst; Taal- en Letterkunde; Literatuur
Persoon: Enno Develing; J.J. Voskuil
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.
Enno Develing, geluidsopname uit Het kantoor, 1973 © Letterkundig Museum
Enno Develing, geluidsopname uit Het kantoor, 1973 © Letterkundig Museum