Quantcast
Channel: Bint photoBooks on INTernet
Viewing all 931 articles
Browse latest View live

Views & Reviews Beautiful Landscape of Color and Shade New Colour Studies 1976-2014 Jan Dibbets Conceptual Photography

$
0
0

DIBBETS, JAN. FUCHS, R.H. & M.M.M.VOS. - Jan Dibbets. Met essays van R.H.Fuchs en M.M.M.Vos en een inleiding van Martin Friedman.

Eindhoven, Stedelijk Van Abbemuseum, [etc.], 1987. 156 pp. Col.b./w. ills. Softcover. Exhibition catalogue. Dutch text edition.




JAN DIBBETS COLOR STUDIES 1976-2014
7 MAY - 31 JUL 2016
This summer, the Stedelijk devotes four top-floor galleries to Jan Dibbets’ recent series New Color Studies (2010-2014). Dibbets based the series on two negatives of car bodywork shot in 1976.

Green Vertical, 2013, digital print on dibond. Courtesy Peter Freeman Gallery Paris/New York.

The New Color Studies are presented in combination with the original Color Studies created in the seventies. At that time, Dibbets printed the images as large as the technology of the day would allow. Forty years later, today’s digital techniques enable the production of extreme enlargements, which led to the new series of monumental ‘abstract’ color studies.

Dutch artist Jan Dibbets (1941) is one of the most distinguished and influential figures in the international art world. Dibbets’ work explores questions relating to light, the mechanisms of perception, perspective and space.


Jan Dibbets

An avant-garde and influential Dutch artist with an international reputation, whose oeuvre centres on light, observation, perspective and space. Dibbets’s works have found their way into numerous collections, including those of the De Pont Gallery in Tilburg and the Van Abbe Museum in Eindhoven. A note explaining his work at De Pont includes the following passage: ‘For the past few years Dibbets has been photographing simple, fragmentary images, often windows with a background worked up in numerous layers of ink. Four Windows (1991) is an example of this kind of work.

His semi-transparent pictures are reminiscent of the Dutch painting tradition, which inclines more towards the spectrum of grey light than to saturated colours. None of his windows are photographed face on. They are in the shape of trapezoids or ellipses, balanced in form and colour, lending movement to the composition. In most cases, nothing but sky can be seen through them (…) The forcefulness of these shapes and the surge of colour appear to change direction.’

Dibbets holds unorthodox views on art history. He maintains that Flemish and Dutch art are closely related and that they inspired both Spanish and Italian painters. He dismisses Joseph Beuys’s hypothesis but nevertheless agrees that Dutch paintings would not have been what they are if the light had been different.

The landscapes and light were there, but it was artists who discovered them and recorded them in their paintings, relying entirely on their own observation. Ultimately, you could say, Dutch light was ‘invented’ by painters. But as far as light in contemporary art is concerned, Dibbets continues, ‘we should only give answers in 50 years’ time, because we’ll only know how and what in retrospect.’


Fraai landschap van kleur en schaduw
Beeldende kunst De Nederlandse kunstenaar Jan Dibbets grijpt in het Stedelijk Museum terug op oud conceptueel werk.
Lucette ter Borg
25 mei 2016

Jan Dibbets: ‘S3 Horizontal’, digitale print op dibond, 2012
Foto dirk limburg 

Het klinkt als het tegendeel van spectaculair. De Nederlandse kunstenaar Jan Dibbets (1941) - de oude meester van de ‘perspectiefcorrecties’ - grijpt in vier zalen van het Stedelijk Museum in Amsterdam terug op oud conceptueel werk, op een serie foto’s uit 1976 en 1979 van vier glanzend gelakte auto-onderdelen: motorkappen, portieren om precies te zijn.

Jan Dibbets New Colour Studies 1976-2014. T/m 31/7, Stedelijk Museum, Amsterdam

Die foto’s drukte Dibbets in 1976 af op wat toen het maximale formaat was: zo’n veertig bij vijftig centimeter. Maar ruim dertig jaar later - in 2010 - waren druktechnieken zo geavanceerd geraakt dat de kunstenaar dacht: wat bereik ik met uitvergrotingen? Wat gebeurt er als ik iets wat relatief klein is, verander in iets dat reusachtig is?

Het is altijd een heikel experiment: wordt een kunstwerk beter als je het formaat ervan opblaast? Vaak niet, maar in het geval van Dibbets’ New Colour Studies, zoals het werk heet dat tussen 2010 en 2014 is ontstaan, is dat wel degelijk zo. De nieuwe uitvergrotingen en uitsneden - digitale prints op dibond - zijn geen loze gebaren van een kunstenaar die door grootheidswaan is bevangen, maar intens mysterieuze landschappen van kleur en schaduw.

Het begin ligt bij vier foto’s van een autochassis. Soms liggen druppels op het metaal, soms is het beeld verticaal gekanteld. Slechts één keer valt een klein stukje van een zijspiegel te herkennen, slechts één keer ook komt een serienummer in beeld (een 304 – een Peugeot). Alle aandacht gaat verder uit naar het platte vlak, de lijnen, het reliëf in het gelakte materiaal, het spel van licht en schaduw. De foto’s, met zijn vieren naast elkaar tentoongesteld, ademen duidelijk de onderzoekende sfeer van de jaren zeventig.

In de nieuwe werken is de referentie naar auto-onderdelen volledig verdwenen, opgeslorpt door het formaat van de digitale prints. De onderzoekende sfeer is gebleven maar het effect is nu veel lyrischer. Als gevolg van het grote formaat, ontstaat een serie abstracte landschappen in kleur.

Bij S 3 Red Horizontal uit 2012 bijvoorbeeld is het alsof je in een rood kolkende watermassa kijkt. Doe je een stap achteruit, dan doemt een rode planeet op met een horizon en bergen in de lucht. Ook het tweeluik Diptych Black (1976-2012) bevat die sciencefiction-achtige kwaliteit: alsof je kijkt naar een springlevend, zwartgeblakerd bos. Zo zijn er meer voorbeelden van experimenten in grootte, van twee- tot zevenluik.

Het interessante van deze zorgvuldig ingerichte maar helaas karig toegelichte tentoonstelling is dat de nieuwe kleurstudies voortdurend uitnodigen tot vergelijken. Je loopt heen en weer van oud naar nieuw, van vroeger naar nu en weer terug. Je proeft, vergelijkt en ziet dat nieuw fris fonkelt – nog steeds, ondanks de hoge leeftijd van de kunstenaar.


REVIEW | Jan Dibbets – Color Studies | Stedelijk Museum Amsterdam | *****
Posted on 10 mei 2016 by De Kunstmeisjes

De Kunstmeisjes nemen je mee in de Amsterdamse kunstscene: welke tentoonstelling is een bezoekje waard (of juist niet), en waarom? Elke twee weken bespreken we iets nieuws, van historische schilderijen tot hedendaagse installaties. Vandaag: Jan Dibbets – Color Studies 1976-2014 in het Stedelijk Museum Amsterdam. Lees verder ...

Wat jammer dat het Stedelijk zo achterom kijkt

Het Stedelijk Museum in Amsterdam. Foto Berlinda van Dam / Hollandse Hoogte

Jhim Lamoree

Een tentoonstelling waarin Jan Dibbets zijn werk mag herhalen, Rudi Fuchs die kritiekloos terug mag kijken op zijn carrière: waar is het Stedelijk Museum mee bezig?

Jan Dibbets en Rudi Fuchs zijn terug in het Stedelijk Museum Amsterdam. In het recente verleden hebben beiden het museum aan de rand van de afgrond gebracht. Deze zomer wordt de rode loper voor hen uitgelegd.

Jan Dibbets, een van de aanvoerders van de conceptuele kunst, mag deze zomer zijn zoveelste opgewarmde boterham presenteren: vier zalen met recente kleurenstudies die zijn gebaseerd op twee negatieven van een autocarrosserie uit 1976. Die aanpak zal menigeen in alle staten brengen, ik val in slaap bij dat hogere geneuzel.

Dibbets (1941) herinterpreteert zijn eerdere oeuvre. In 2010 waren in het Gemeentemuseum Den Haag en in het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris diens herkauwde horizons te zien, gebaseerd op Sectio Aurea uit 1972. De Latijnse titel van het fotowerk verwijst naar de gulden snede en geeft aan dat de kunstenaar niet van de straat is. Zijn oeuvre reikt naar de eeuwigheid, is heel serieus en heel diep. Door zichzelf te herhalen treedt Dibbets in de voetsporen van Giorgio de Chirico, niet in die van Matisse of Picasso, die aan het einde van hun leven nog een verrassende artistieke spurt namen.

Dibbets is ook een mandarijn. Hij was lid van de Raad van Toezicht van het Stedelijk en de kwade genius achter het ontslag van directeur Gijs van Tuyl en de misbenoeming van Ann Goldstein. Hij schonk in 2006 zijn archief negatieven aan het Stedelijk om die schenking in 2012 weer terug te trekken. Op twee van die negatieven zijn Dibbets nieuwe werken in het Stedelijk gebaseerd.

Rudi Fuchs presenteert vanaf eind mei in het Stedelijk een overzicht van zijn aankopen als directeur van respectievelijk het Van Abbemuseum in Eindhoven, het Gemeentemuseum Den Haag en het Stedelijk Museum Amsterdam. Hij mag veren in zijn eigen kont steken. Een vergelijking met aankopen van collega directeuren als Edy de Wilde of Wim Beeren wordt niet gemaakt. In dat geval zouden zijn miskopen aan het licht komen.

Neem ‘Fingermalerei’ van Georg Baseliz, een van Fuchs’ lievelingsschilderijen met een man op zijn kop geschilderd, zeg maar een wolkenfietser. Dat schilderij is ontstaan in 1972 en werd weinig alert in 1993 door Fuchs voor het Stedelijk aangekocht voor bijna vierhonderdduizend euro. Na Fuchs verdween ‘Fingermalerei’ in het depot, zoals de meeste van diens aankopen.

Nog een wapenfeit: tijdens zijn directoraat veranderde Fuchs het Stedelijk in een patiënt die palliatief werd gesedeerd. Net als Dibbets houdt Fuchs ervan zichzelf te herhalen. Als tentoonstellingsmaker neemt hij steeds de rol aan van regisseur en zet kunstenaars en kunstwerken in als acteurs om daarmee zijn eigen pointe naar voren te brengen. Die was niet altijd even duidelijk, zoals bleek uit de reeks tentoonstellingen onder de titel Couplet in het Stedelijk. Publiek en sponsors begrepen er weinig van en haakten af. Het museum ging op slot.

Het Stedelijk zou meer vooruit moeten kijken en minder achterom.





Views & Reviews INAPPROPRIATE REPETITIONS Collages Artists' Book Katrien De Blauwer Photography

$
0
0

KATRIEN DE BLAUWER
"INAPPROPRIATE REPETITIONS"
Collages Inkjet printing - hand bound 20 x 15 cm - 40 pages - hardcover 2012, 100 numbered copies

Katrien De Blauwer was born in 1969 in Ronse, Belgium. At 18 and having suffered a rather troubled childhood she left for Ghent to study arts (painting). She then moved on to Antwerp to study fashion at the Royal Academy. She abandoned this training after two years. Katrien collects and cuts up images since a very long time, but she does not want to be labeled as a traditional collagist. Her collages are a means to explore her own unconsciousness as well as the reader's. The style is evocative and her works are open to interpretations, like short unfinished stories. 

Emotions have always been the driving force and main consideration in what I do and make. I am also strongly drawn to the uncomfortable in human emotion, like pain, sorrow, loss, desire. It’s about life and death, what we are, what we signify, how we are loved.
I like the directness of pictures and their presence. With my idiosyncratic, condensed cuts and pastes I try to relate a story of my own. In doing so, I find, often unwittingly, new meanings and associations, which also has a therapeutic effect on me. It’s a process of finding my own language and listening to it.

Interview met Katrien De Blauwer, sept 2014 

Hilde Van Canneyt: Hallo Katrien, op je website staat te lezen dat een belangrijke overweging om je beelden te maken, emotie is. Je bent ook aangetrokken door ongemakkelijke affecten zoals pijn, verdriet, angst, verlangen en obsessie. Daarnaast ‘hou je’ ook van de dualiteit leven en dood, van de liefde…
Katrien De Blauwer: Emotie is inderdaad mijn belangrijkste drijfveer. Ik ben een overgevoelig persoon en ik probeer dat te uiten via mijn werkjes. Het zijn eigenlijk allemaal vertalingen van een aantal thema’s die mij bezighouden en uit mij borrelen. Vandaar dat er ook bepaalde elementen steeds terugkomen en dat mijn werk vaak een variatie is op een reeks thema’s. Hierdoor heeft het na al die jaren ook een zekere maturiteit gekregen. Het is zo dat als je iets lang doet, je er ook steeds beter in wordt. Het is zoals een taal leren. Onlangs zag ik een documentaire over Michelangelo Antonioni waarin hij zei: “Als men mij iets vraagt, antwoord ik door een film te maken.” Daar zit heel veel in, vind ik. Hij gebruikt zijn films als zijn taal, en ik mijn collages.


Katrien De Blauwer - inappropriate Repetitions from Tipi Bookshop on Vimeo.









KunstRai Amsterdam 2016 Terlou Hesseling Hoogendijk Smulders Lempart Blanca Dijkstra Natkiel Wolf Dibbets van Zadelhoff Photography

$
0
0

KunstRAI is the oldest art fair for contem porary art in the Netherlands. At KunstRAI you find not only contemporary autonomous art, but also applied arts and design. Among the 64 participants this year there are many young and upcoming galleries, who will show innovative and surprising art by starting artists in RAW EDGE and PICCOLO booths. Here you may find the next Banksy or Karel Appel, who by the way, are also represented in the fair by renowned galleries.

Next to their regular booth, many participants have dedicated a solostand to one of their artist whom in their eyes deserves particular attention from the public.

There are several extras on the fair:
With Focus Berlin, KunstRAI revives an old tradition of inviting foreign galleries to participate as a group in the event. Berlin as an art-minded city has for many years appealed to Dutch artists and art lovers. It is therefore with pleasure that KunstRAI, in close cooperation with the German Embassy to the Netherlands, will bring a piece of this Berlin inspirational force to The Netherlands. Berlin galleries will add a high-quality and distinctive contribution to the event

 Ruben Terlou


 Martijn Hesseling


 Micky Hoogendijk

Margriet Smulders




Mathias Lempart

 Paul Blanca

 Rieneke Dijkstra

 Max Natkiel










 Michael Wolf

 Jan Dibbets

 Danielle van Zadelhoff


A HEALTHY PASSION FOR LIFE - THAT IS WHAT THEY ARE ABOUT G. P. FIERET Photography

$
0
0

GERARD PETRUS FIERET
26 MAY 2016 - 28 AUGUST 2016

“WHAT I AIM AT WITH MY PHOTOGRAPHY IS ANARCHY: IN THE CONTEXT OF A CONSERVATIVE SOCIETY, MY PHOTOGRAPHS ARE AGGRESSIVE. INTENSE LIFE, PASSION - A HEALTHY PASSION FOR LIFE - THAT IS WHAT THEY ARE ABOUT”  G. P. FIERET

LE BAL is presenting a monographic exhibition devoted to Dutch artist, poet and photographer Gerard P. Fieret (1924-2009), the first to take place outside Holland. His output included some of the strangest and most subversive works produced in Europe in the 1960s and 1970s. Fieret was self-taught and, between 1965, the year he acquired his first camera (a Praktiflex) and the end of the 1970s, he was an obsessional and insatiable photographer, taking pictures of anything and everything: women, legs, children, shop windows, street scenes, himself, more women – models, students, young mothers, dancers, strangers, as well as breasts, buttocks, legs, necks and other body parts. Through his photographs, as through unsilvered mirrors, he achieved the paradox of revealing himself and asserting his presence in the world by hiding behind a camera.

He always took black and white photos. Blacks that were thick, sometimes blurred, but always luminous. They were often enlarged to his favourite 60 x 80 cm format, an unusual size for the time. Fieret was transgressive, unconventional and yet timeless; he would disfigure the image and distort reality in search of “something supernatural, a sense of the eternal”. The BAL exhibition presents 200 contemporary prints, rescued from extreme production conditions and a nomad existence between studios and shelters. They were obtained using chemicals and out-of-date photographic paper – sometimes dried and burnt with a candle, deliberately exposed to the wear and tear of everyday life in the form of dust, footprints, scratches, mouse droppings and pigeon shit. Most of them are compulsively signed and stamped by their author. They bear the marks of constant abuse, while at the same time being the ultimate proof of a vanished fervency.


Fieret Fieret Fieret by Francesco Zanot
JUNE 7, 2016 - FRANCE , WRITTEN BY FRANCESCO ZANO

His attitude is typical of the street photographer, greedy and insatiable, carried away by a kind of creative fury. Yet, unlike the all-time champions of this category, he is not omnivorous. He does not avidly capture whatever passes in front of him and stimulates his primordial impulses.There is no pitiless and predatory gesture. He is no hunter. Fieret never claims any superiority over what he manages to include in his pictures. His photography is not a statement of authority. Unlike those of Garry Winogrand, his women do not seem to be dominated by the presence of the photographer, but on the contrary, they establish with him a special link and collusion. Fieret does not photograph instinctively; he does it out of love. He literally uses his camera to have an intimate relationship with the women he frames in his lens. There is no perversion, but rather deep respect. He surrenders to their eyes and their bodies with deference and awe. If a portrait is also a matter of power, like the relationship between the two halves of a couple, here the power wholly belongs to the person sitting in front of the lens. Quite unlike a pornographer seeking to prey on defenceless young women, Fieret is an unredeemable romantic: his photographs are the equivalent of gentle compliments in the context of some eternal courtship.

[…]

Fieret uses photography as a means to touch. Like a little boy intent on getting to know the world. Each and every detail is a hand stretching out. Fumbling. Experimenting. The self-portraits, which he piles up in profusion throughout his career, perform the same function. They are spaces in which he states his own identity, just like the stamps and signatures popping up everywhere, but they are also instruments he uses to know himself. Self-analysis. Facing the lens or in profile, with or without a camera, taking the pose or not, inside or outside his studio (where the presence of some of his own photographic work often contributes to his self-representation), Fieret is discovering himself. Stroking himself. Beyond any kind of documentation, he pursues his task of digging out reality. Through an excess of flesh and matter, what emerges is not the subjects themselves (the things per se), but Fieret’s own relationship with them.

[…]

A few kinematic sequences, usually made up of similar pictures set close together and printed on a single page, constitute the apotheosis of Fieret’s tendency towards repetition. As they confirm his inexhaustible experimental vein, they strike us more than anything as the utmost possible thinning out of a narrative sequence. Everything happens between A and B. Beginning and end are cheek by jowl. There is no plot. No storyline. There are only two photographs and the emptiness between them. At the same time, they testify to Fieret’s absolute idiosyncrasy with respect to rejection. He never eliminates anything. Not even mistakes. If there are two similar pictures, they are equally interesting variants, singly or as a pair. This is also true for the prints. Not only can there be different versions (even on a very large scale) of the same picture, large or small, light or dark, solarized or not, but there are no rules, not even in terms of preservation. Old prints, worn-out, damp, soiled, are always acceptable. Fieret, who never bothers in the least about protecting his prints, piling them up any which way, leaving them in direct sunlight, letting his cat run around on them, is eager to welcome the objects’ stories, from their birth to their death. The results are unique pieces. But it is also a multitude of bits of paper which decay, just as his own body is decaying, with perfect symmetry, beyond every myth of eternity (of photography and all the rest). By way of a process that is as irretrievable as it is poetic.























I Want to Make the Best Snapshots that Exist Stephen Shore Photography

$
0
0

The work of the American photographer Stephen Shore (b. 1947, New York City) has shaped contemporary photography and inspired generations of photographers. He has never stopped exploring the boundaries of photography, and has selected subjects that were not seen as obviously photogenic. He has effortlessly switched back and forth between black and white and colour, and has experimented with a wide variety of cameras and every possible format. This exhibition covers the period 1960–2016 and shows important turning points in his career.

In the early 1970s Stephen Shore roamed across his homeland, America, and photographed things in the same way he looked at them: factually, and with a style apparently devoid of artistic pretension. He photographed unspectacular subjects like motel interiors, a pancake breakfast, car parks, and traffic intersections. He did not shrink from the use of harsh flash, and he photographed in colour, something that celebrities such as Walker Evans (Shore’s great example) had deemed vulgar and which until then had been used only in advertising.

Shore started with photography at a young age. At age eight he received his first camera, at fourteen he sold his first three photographs to the MoMA, and at 24 he was exhibited (as its second-ever living photographer) in the Metropolitan Museum of Art. Between 1965 and 1967 he was a regular at Andy Warhol’s Factory, and documented the artist and his entourage during their day-to-day activities.

After a brief period spent experimenting with conceptual photography, over the following two decades Shore devoted himself exclusively to colour photography. A grant from the National Endowment for the Arts and the Solomon R. Guggenheim Foundation funded more travels throughout America. This colour-photo crusade resulted in several extensive series. American Surfaces (1972–1973) consists of hundreds of snapshots that together form a visual diary of his travels. Shore had photographed everything: what he ate, where he slept, and who he met. The series was first exhibited in the LIGHT Gallery in 1972. The garishly-lit snapshots were rather at odds with the work of established photographers like André Kertész and Paul Strand, both masters of black and white composition, and the work was initially given a very critical reception.

Shore was always exploring the limits of the medium and of his own technical skills. He started with a 35mm Rollei, occasionally switching to a Mick-o-Matic, a camera shaped like a Mickey Mouse head. For the series Uncommon Places (1973–1981) and Landscapes (1984–1988) he moved to 4×5” and 8×10” film. The unwieldiness of the view camera and tripod that these formats required made it difficult for him to take snapshots, but Shore used them anyway as he wanted to record more detail. This resulted in serene compositions of the North American urban landscape: diners, street corners and shop windows.

In the 1970s Shore, together with William Eggleston and Joel Meyerowitz, was one of the few photographers working in colour in the context of artistic photography. Twenty years later nobody was still working in black and white. Once again Shore turned his back on convention with his two series Essex County (1992–1995) and Archaeology (1994): detailed black and white documentations of tree barks, stones, and archaeological digs. Shore’s technical genius and urge to innovate was also evident in New York City (2000–2002), a series of large street photographs in the Garry Winogrand tradition, but made using the same cumbersome 8×10” view camera that he used for his landscapes.

For recent colour work Shore has travelled to the Ukraine to document the lives of Holocaust survivors. For him, Ukraine (2012–2013) explores an unusually charged subject. The most recent work in the exhibition is Winslow Arizona (2013), made at the invitation of the artist Doug Aitken. In Aitken’s ‘nomadic happening’ Station to Station, a train made a three-week journey from New York to San Francisco, with artists and performers organizing an event at each stop. On one of these stops Shore spent the day photographing Winslow, a location that has regularly appeared in his work ever since the 1970s. These photographs were screened at a drive-in, unedited, and in the order in which he printed them. This series is now being shown in the Netherlands for the first time.

In 1970, Stephen Shore’s work was exhibited for the first time in the Netherlands, as part of a group show. After a retrospective in 1997, once again his work is being exhibited in the Netherlands. This large and long-awaited retrospective contains over 200 works and will occupy all twelve of the museum’s galleries. Besides photographs the exhibition will include his postcards, video work and (scrap)books, and his Instagram account will also be projected on the museum wall. The exhibition is an initiative of the Fundación MAPFRE and was curated by Marta Dahó. After being shown at Fundación MAPFRE, Les Rencontres d’Arles and C/O Berlin, the exhibition will now be on show at Huis Marseille.

Is this really Stephen Shore’s first retrospective?

Madrid show takes in motels, postcards, high concepts and print-on-demand experiments

Stephen Shore, West Ninth Avenue, Amarillo, Texas, October 2, 1974. From the series Uncommon Places.
All works ©Stephen Shore. Courtesy 303 Gallery, New York

The photographer Stephen Shore had his first major exhibition at the Metropolitan Museum of Art in 1971. This was only the second show by a living photographer at the Met. Did Shore really have to wait a further forty-three years for his first major retrospective?

That’s the claim Fundación Mapfre is making upon opening its Shore retrospective in Madrid. The exhibition, which welcomed visitors last Friday and runs until 23 November, is an incredible career overview, but is it really the first? In all honesty, the American photographer has been the subject of earlier retrospective solo shows, such as Stephen Shore: Photographs, 1973-1993, which toured Europe in the late nineties.

Stephen Shore, self portrait, 1976.

Yet single period, tightly curated Shore exhibitions are a more common sight. The artist, who began shooting in the 1950s, had his first photographs acquired by the Museum of Modern Art in 1962, and started to document Warhol’s Factory in 1965, has always been meticulous in his career progression, with very clear delineation between the various periods of his work. Perhaps gallerists preferred to present these exquisitely conceived projects, rather than jumble the works together.


Stephen Shore, July 22, 1969

Nevertheless, Fundación Mapfre’s large-scale 320-photograph exhibition is a remarkable examination of Shore’s life and work. The show opens with his very early exercises in Walker Evans-style documentary work, and his nascent conceptual projects, such as July 22, 1969, wherein Shore shot his friend Doug Marsh every half hourn during a seemingly unremarkable day in Amarillo, Texas.


Stephen Shore, American National Bank Building, 1971. From the series Greetings from Amarillo-Tall in Texas. 

This is followed by his best-known, early colour experiments from the 1970s, including his postcard project, for which the photographer produced a series of anodyne landscapes and printed them up into conventional, commercial postcards. There’s also American Surfaces, a photo-diary of Shore's road trip across America which, rather than capturing than key sights and experiences, features disconcertingly ordinary shots of his daily meals, hotel rooms and checks.

Stephen Shore, Trail’s End Restaurant, Kanab, Utah, August 10, 1973. From the series Uncommon Places

Shore’s beautiful and somewhat overlooked landscape photographs from the 1980s are on display here too. These views of the Texan and Scottish wilderness are quite unlike the poppier shots of the earlier decade, and foreshadow some of his work in Israel, a decade or two later.

Stephen Shore, Brewster County, Texas, 1987

The Mapfre exhibition also takes in an interesting return to monochrome film in the 1990s, with a series of sharp black-and-white studies. Shore’s 2003 experiments with iPhoto print-on-demand publishing are covered too. A little over a decade ago, the photographer began to a series of small books, shot and conceived in a single day. You may be interested to know Phaidon collected these together in our 2012 anthology, The Book of Books.


Finally the exhibition rounds off with Shore’s more recent projects, such as his work depicting holocaust survivors in the Ukraine and his participation with Doug Aitken’s Station-to-Station event last year. For Aitken’s train-based art festival, Shore spent a days shooting the railroad town of Winslow, Arizona.

Stephen Shore, Musya Vainshteyn’s Home, Nemirov, Ukraine, October 16, 2013

Any fine artist would be proud of so varied and distinct a body of work. Yet it’s all the more impressive given Shore’s medium; photography was only accepted as being of sufficient artistic merit a few decades ago. Shore’s retrospective proves just how expansive and capacious a tool photography can be in the hands of an artist, from the very moment MoMA and co were willing to hang photographic prints on their walls.

Stephen Shore, Shnuriv Lis, Ukraine, October 16, 2013

For more on the show go here. For greater insight into Stephen Shore’s American Surfaces consider our book; for more on the postcards get this Road Trip Journal; for more on his print-on-demand experiments try The Book of Books; for a career overview, buy this monograph, and for a more general view, browse through our other books and collectors edition prints, here. You can even buy a rare copy of July 22 1969, here.

‘Ik wil de beste snapshots maken die er bestaan’
Interview Stephen Shore Tijdens zijn vele omzwervingen door Amerika legde fotograaf Stephen Shore het alledaagse leven vast in snapshots. De pionier van de kleurenfotografie wordt nu geëerd met een retrospectief in Huis Marseille.
Sandra Smallenburg
9 juni 2016

'Federal Highway 97 south of Klamath Falls, Oregon, 21 july 1973'
foto’s Stephen Shore. Courtesy 303 Gallery, New York 

Ze zijn er nog steeds, langs de eenzame highways in Amerikaanse staten als Utah, Wisconsin of Idaho. Shabby motels met bloemetjesspreien op de queensize bedden en ingelijste legpuzzels aan de schrootjeswanden. Diners waar de stapels pannenkoekjes worden geserveerd op formica tafels met papieren placemats waarop cowboys en indianen staan afgebeeld, of bijbelse psalmen.

De Amerikaanse fotograaf Stephen Shore (New York, 1947) legde ze vast in zijn legendarische series American Surfaces (1972-1973) en Uncommon Places (1973-1981). Toen al zagen de roadside motels en restaurants, veelal gebouwd in de jaren veertig en vijftig, er gedateerd uit. Wie de foto’s nu bekijkt, op Shores overzichtstentoonstelling in Huis Marseille, herkent de plekken direct. Dit zijn de stadjes waar films van David Lynch of de Coen Brothers zich zouden kunnen afspelen. Dit is de vergane glorie van smalltown Amerika.

'Beverly Boulevard at La Brea Avenue, Los Angeles, California, 21 june 1975'

Toen Shore ze begon vast te leggen, tijdens zijn zwerftochten door Amerika, werd fotografie nog maar nauwelijks gezien als kunstvorm. En kiekjes in kleur, zoals Shore ze maakte met zijn Rollei 35mm-camera, waren al helemaal not done. Kleur was vulgair. Echte foto’s, die van Paul Strand en Walker Evans bijvoorbeeld, waren zwart-wit. Shore liet zijn roadtripfoto’s gewoon afdrukken door Kodak, op klein formaat. Hij wilde snapshots maken die „volkomen authentiek” waren. ‘Snapshotness’, zo noemde Shore de stijl waarnaar hij op zoek was. Het is een spontane manier van werken die je later terugzag bij Martin Parr, Wolfgang Tillmans en Nan Goldin – fotografen die duidelijk schatplichtig zijn aan Shores pionierswerk.

„Snapshots hebben natuurlijk hun eigen beeldconventies”, zegt Stephen Shore, aan de telefoon vanuit zijn New Yorkse studio. „Ik heb altijd geprobeerd de beste snapshots te maken die er bestaan. Soms legt iemand namelijk iets vast in een snapshot wat heel direct en raak is. Ik zie dat ook gebeuren op ansichtkaarten. Dan heeft de fotograaf van zo’n ansicht het mandaat om te tonen hoe bijvoorbeeld een hoofdstraat in een klein dorp eruitziet, of hoe een motel eruitziet. Zo’n fotograaf is niet bezig met kunst maken. Daardoor hebben ansichtkaarten vaak diezelfde kwaliteit van directheid.”

Wat ik van Warhol leerde, was het belang van de serie

Stephen Shore: Retrospective. 10 juni t/m 4 sept in Huis Marseille, Keizersgracht 401, Amsterdam. Inl: huismarseille.nl

In Huis Marseille is een vroege serie te zien, Greetings From Amarillo (1971), die je een ode aan de ansichtkaart zou kunnen noemen. Tegen de strakblauwe Texaanse lucht legde Shore de belangrijkste gebouwen van Amarillo vast: de bank, het ziekenhuis, het gerechtsgebouw, Doug’s Bar BQ. De beelden hebben iets aandoenlijks, omdat de gebouwen niet bepaald van toeristisch belang zijn, maar nu toch maar mooi worden uitgelicht.

'Trails End Restaurant, Kanab, Utah, 10 August 1973'

Shore: „Een andere serie uit die tijd heette Mick-O-Matics, waarvoor ik een plastic camera gebruikte in de vorm van het hoofd van Mickey Mouse. Die twee series leidden uiteindelijk tot American Surfaces. Ik wilde met die kleurensnapshots doorgaan, maar dan wel met een betere camera. Om mezelf te trainen in het kijken heb ik een tijdlang op bijna ieder moment van de dag een soort ‘screenshot’ gemaakt van mijn blikveld. Dan was ik me heel bewust van wat ik zag en vroeg ik me af: als ik een foto zou maken van wat ik nu beleef, hoe zou die er dan uitzien? Dat werd het model van hoe ik wilde fotograferen: naturel. Ik wilde foto’s maken die voelden als kijken.”

American Surfaces bestaat uit tientallen kleinbeeldfoto’s die samen een intiem inkijkje geven van ‘life on the road’. Een beeldend dagboek is het, met foto’s van de maaltijden die hij at, de bedden waarin hij sliep, de mensen die hij tegenkwam. ‘Vernacular photography’ wordt die manier van werken wel genoemd: foto’s die de schoonheid van het alledaagse leven tonen en die eruitzien alsof je ze zelf, als amateur, ook gemaakt zou kunnen hebben. Wie langs Shores beelden in Huis Marseille loopt, ziet geen architectonische hoogtepunten of spectaculaire landschappen. Die toeristische blik probeert hij zoveel mogelijk te vermijden. Hij heeft oog voor de ‘nonplekken’: de anonieme parkeerplaatsen en de achterafsteegjes. De gebouwen die zijn neergezet zonder dat er een welstandscommissie aan te pas is gekomen.

Hij vertelt dat hij zichzelf een vreemdeling voelde in zijn eigen land, een ontdekkingsreiziger. „Ik kleedde me ook zo, in overalls en outdoor kleding. Ik woonde in New York, en afgezien van wat kustplaatsen had ik nog niets van Amerika gezien. Vanuit New York keek je toch meer richting het oosten, naar Europa, dan naar het Amerikaanse westen. In die zin voelde ik me verwant met fotografen als Henri Cartier-Bresson en Robert Frank en met schrijvers als Jack Kerouac en Vladimir Nabokov, die in de late jaren veertig ook roadtrips maakten door Amerika. Wat al die mannen gemeen hadden, was dat ze vreemdelingen waren. Ze bekeken Amerika met de ogen van de buitenstaander.”

Genadeloos licht

Building of the American National Bank, 1971. Uit de serie ‘Greetings from Amarillo-Tall in Texas’.

Kenmerkend voor de foto’s uit die beginjaren zijn de felle kleuren en de harde schaduwen. Neonreclames die fel afsteken tegen blauwe luchten, zwembadwater dat pijn doet aan je ogen. „Voor mij was het Amerikaanse westen echt exotisch”, zegt Shore. „De immense ruimte die je er had, het genadeloze licht. Het was de tijd dat aan de rand van ieder stadje een commerciële strip werd aangelegd. De eerste restaurants van McDonald’s gingen open. Langs de weg stonden borden met hoeveel hamburgers er die dag verkocht waren. Ik was gefascineerd door het landschap en de autocultuur, maar vooral ook door de mensen en hoe die met elkaar omgingen. Het ritme van het leven. Er werd veel meer rondgehangen op straat dan in New York, waar iedereen altijd maar druk was.”

Een van de mooiste foto’s op de tentoonstelling toont een billboard langs de US 97 in Oregon, met daarop een besneeuwde bergtop. Voorgrond en achtergrond lopen bijna naadloos in elkaar over, al is de echte lucht vele malen dramatischer dan de reproductie op het billboard. „Die foto is nog steeds heel populair. Voor mij was dat beeld haast té voor de hand liggend. Maar iedereen reed er gewoon ongezien langs. Mijn oog valt blijkbaar juist op de dingen waar anderen aan voorbij lopen. Ik heb ook een foto van een doodgewone schemerlamp in een motelkamer. Dat is geen onderwerp dat roept om een foto. Maar ik zag daarin de schoonheid van de alledaagse wereld.”

Factory als leerschool

De ambitie om fotograaf te worden, had Shore al op jonge leeftijd. Hij was zes toen hij zijn eerste fotorolletjes ontwikkelde en veertien toen hij de fotografieconservator van het MoMA – fotograaf Edward Steichen – benaderde of hij zijn portfolio kon komen laten zien. Dat leidde meteen tot de aankoop van drie van zijn afdrukken. Op zijn 23ste had Shore zijn eerste tentoonstelling in het Metropolitan Museum. Hij was pas de tweede levende fotograaf die dat was gelukt.


En dat voor een fotograaf die nooit een opleiding had genoten. Zijn leerschool, vertelt Shore, was Andy Warhols atelier The Factory in New York, waar hij tussen 1965 en 1967 bijna dagelijks rondhing en waar hij assisteerde bij de filmproducties. „Mijn leeftijdgenoten gingen naar de universiteit, ik begon als lichttechnicus te werken in The Factory. Op dat moment had ik er natuurlijk geen benul van hoe die periode vijftig jaar later beschouwd zou worden als een gouden periode, de hoogtijdagen van de pop-art. Het is anders om er middenin te staan en het mee te maken. Die mensen waren mijn vrienden. Maar ik had wel door dat The Factory een spannende plek was, waar interessante dingen gebeurden.”

Als achttienjarige was Shore diep onder de indruk van Warhol. Hij bestudeerde de kunstenaar tijdens zijn werkzaamheden en praatte met hem over kunst. „Mensen denken bij The Factory altijd aan de feesten, en die waren er ook wel. Als Andy naar een cocktailparty of een opening ging, wist je dat hij iedereen meenam die op dat moment in The Factory rondhing. Er lagen altijd mensen op de bank te wachten tot ze mee konden. Maar Andy kwam ook iedere middag naar The Factory om te werken. En dan bekeek ik hem. Ik zag een kunstenaar die voortdurend esthetische beslissingen aan het nemen was, iedere dag weer. Ik leerde zoals een leerling-kunstenaar het vak zou leren, door in de nabijheid van een grote kunstenaar te verkeren.

„Wat ik van hem meekreeg, was het belang van de serie. En allebei hadden we een grote liefde voor de hedendaagse populaire cultuur. Waar hij en ik elkaar aanvoelden, was dat we die beiden van een zekere afstand bekeken. Warhol was een observator, zoals ik als fotograaf ook een observator ben.”

Een andere inspirator was de Amerikaanse kunstenaar Ed Ruscha, die eind jaren zestig fotografie gebruikte voor zijn conceptuele reeksen. „Vooral zijn boek Every building on the Sunset Strip (1966), waarin hij foto’s van alle gebouwen op Sunset Boulevard in Los Angeles aan elkaar had geplakt, maakte diepe indruk. Sinds die tijd ben ik gefascineerd door kunstenaarsboeken.”

Een verrassend onderdeel van de tentoonstelling is de serie ‘print-on-demand’-fotoboeken waarmee Shore in 2003 begonnen is: zelfgemaakte fotoboeken die steeds één dag in beeld brengen. Hij maakte er tot nu toe 83. Geen fotoboeken in hoge oplage, maar één uniek exemplaar. Shore: „Nu is het heel gemakkelijk geworden om je eigen fotoboeken te maken en te laten printen bij de plaatselijke drogisterij. Als je een fotoboek maakt, kun je natuurlijk kiezen voor 100 van je beste foto’s, dan maak je achteraf echt een overzicht. Maar je kunt ook een serie maken met het boek in je achterhoofd. Dat is wat ik gedaan heb. Ik ga eropuit met een idee in mijn hoofd, ’s avonds upload ik de foto’s en drie dagen later levert Fed-Ex een fotoboek bij me af.”

Nog steeds vindt Shore inspiratie in de meest eenvoudige dingen. „Ik fotografeer bijvoorbeeld veel in mijn tuin. Ik vind alle periodes mooi, ook het verval. Ik houd juist van de dorre periodes, wanneer de planten uitgedroogd zijn. Het zijn niet alleen de mooiste momenten van bloei die interessant zijn.”



 
 

From a dead Ox catch a Fox PIONEERS OF (DUTCH) NATURE PHOTOGRAPHY Frans Lanting Richard Tepe Charlotte Dumas Erik Kessels

$
0
0

FRANS LANTING | DIALOGUES WITH NATURE
This summer the Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, The Netherlands, will present a major retrospective of Frans Lanting’s work. Born in Rotterdam, Lanting has been hailed as one of the great photographers of our time. For more than four decades, he has documented the natural world from the Amazon to Antarctica to promote understanding about the earth through images that convey a passion for nature and a sense of wonder about our living planet.

This exhibition will be the first to show the range and depth of Lanting’s work over the course of his career. It will feature images from five of his signature projects produced over a period of forty years. Lanting’s work is presented as an ongoing dialogue with nature, and this exhibition reveals how those conversations have been influenced by art and literature as much as they have been informed by science, technology, and his own experiences with wildlife and wild places on all seven continents.

The Magic of Reality: Holland
Frans Lanting (b. Rotterdam, 1951) began making images in the 1970s, when he was studying environmental economics at Rotterdam’s Erasmus University. His first photographs were impressions of the seasons in the city’s Kralingse Bos park. Lanting was inspired by magic realism in paintings and literature, and by the work of Japanese haiku poets. His images capture the spare feeling of haikus and a sense of the otherworldly in the natural world.

A World Out of Time: Madagascar
In the 1980s Lanting was one of the first photographers to work in Madagascar after the country ended decades of self-enforced isolation from the West. During extensive fieldwork he documented wildlife and cultural traditions that had never been photographed before, and produced his first major story for National Geographic. His images opened the eyes of the world to the diversity as well as the conflicts of this island continent and fueled conservation efforts to protect Madagascar’s remarkable natural heritage.

Intimate Encounters: Eye to Eye
The photographs in Lanting’s Eye to Eye portfolio, first published in the 1990s, reveal the unique personal aesthetic he brings to wildlife photography, as well as the startling new perspective on animals his images provoke. “Mr. Lanting’s photographs take creatures that have become ordinary and familiar and transform them into haunting new visions,” writes The New York Times. In earlier projects Lanting’s images showed the relationship between animals and their worlds, including the human environment which more than ever shapes their fate today. In Eye to Eye he removed animals from the context in which they live, and brought together species and situations from around the world in order to celebrate the kinship of all animal life.

A Journey Through Time: Life
Life: A Journey Through Time is Frans Lanting’s lyrical interpretation of the history of life on Earth from the Big Bang to the present, expressed through images of the natural world that provide a window on its evolution through time. Produced over a period of seven years and first released in 2006, Lanting’s Life project was also realized as a multimedia symphony with music by American composer Philip Glass. Life is a synthesis of Lanting’s career. From his beginnings as a wildlife photographer pursuing animals one at a time his perspective grew to include their habitats, and in his iconic images, animals became ambassadors for ecosystems. Over time, biodiversity superseded ecosystems as a concept for understanding nature as a network made up of untold numbers of species, and Lanting’s vision expanded to view the collective force of all life on earth as a singular element that shapes our planet.

The Future of Life
Images from Lanting’s project to explore the state of global biodiversity at the turn of the millennium are featured in The Future of Life, along with recent photographs that explore our relationship with a natural world that has been profoundly impacted by humans. Lanting’s images speak to our conflicts with wildlife and the risks to the diversity of life as well as to new discoveries and restoration, and what it means for the fate of life on earth.

Frans Lanting’s influential work has appeared in exhibitions and publications around the world. His books have received awards and acclaim: “No one turns animals into art more completely than Frans Lanting,” writes The New Yorker. Lanting has received top honors from World Press Photo, the title of BBC Wildlife Photographer of the Year, and the Sierra Club’s Ansel Adams Award. He has been honored as a Fellow of the Royal Geographic Society in London and is a recipient of Sweden’s Lennart Nilsson Award. In 2001 H.R.H. Prince Bernhard inducted Lanting as a Knight in the Royal Order of the Golden Ark to honor his contributions to nature conservation. He serves as an Ambassador for the World Wildlife Fund and on the Leadership Council of Conservation International, and he is a Trustee of the University of California at Santa Cruz. Lanting makes his home in Santa Cruz, California, with his wife and partner, Chris Eckstrom, an editor, videographer, and former staff writer at National Geographic with whom he collaborates on fieldwork and publishing projects.


HUNTING WITH A CAMERA | PIONEERS OF DUTCH NATURE PHOTOGRAPHY
Nature is everywhere: in the forest, at the beach, on the street, and always portrayed in a myriad of photographs. Since 1873, Dutch nature lovers have enjoyed caputering the glory of the countryside in print. By bringing together the works of the earliest Dutch nature photographers, the exhibition Hunting with a Camera | Pioneers of Dutch Nature Photography is the very first exhibition of its kind to offer such a complete overview of the many marvels of the diverse Dutch landscape. Visitors can experience nature through the eyes of these photography forerunners and appreciate how important their role was in fighting for conservation. A special selection has been made from over 90,000 historic nature photos that the museum has in its collection, and these will be shown to the public for the first time. Through these exclusive photographs, we can marvel at the inventive photography techniques that were used to capture plants, animals and unique landscapes, some of which are now rare or even extinct in the Netherlands.

The very first photographs of nature Through Hunting with a Camera | Pioneers of Dutch Nature Photography we can experience the magnificence of nature captured on film throughout the Netherlands during the 1900s. These historic images show landscapes where roads were scarce and populated only by walkers, cyclists or horse-drawn carts. The pioneers frequently trained their camera lenses on birds, and over 40 species of bird can be seen in the exhibition including threatened species such as the stone curlew, the great reed warbler, the little bittern and the purple heron. Be surrounded by dozens of sharply focused, beautifully staged photos of flowers and plants in ‘De Tuin van Tepe’ (Tepe Gardens).

Photographing wild animals would be anything but easy during that time, as was apparent from the pioneers’
countless publications and diaries. The photographers disappeared into the wilderness under very basic
conditions, weighed down by the most impractical and heavy equipment. For days they would lie hidden in
bushes, tents or camouflaged huts waiting with their cameras for a special bird or a wild animal to appear. Only once back at home could they see if their images were successful. There was always the possibility of under- or overexposed pictures; they could also discover that the bird had just flown away or that the animal turned its back on the photographer just at the moment suprême.

Call for conservation
In addition to these groundbreaking photographs, the pioneers had another clear goal in mind – to make the
public aware of nature’s beauty and the absolute need to protect it. By educating the public with beautiful images of nature, the photographers hoped to instill an understanding of the importance of conservation. Their efforts were rewarded in 1905 with the establishment of the Vereniging Natuurmonumenten (Dutch Society for Nature Conservation).

In the footsteps of the pioneers
To this day, nature has remained a prevalent and popular subject in photography, which is why the Nederlands Fotomuseum will also be dedicating a small part of the exhibition to contemporary photography. In this exhibition, the museum will not be presenting nature photography in the literal sense of the word, but will show the work of artists and photographers that reflects on how we interact with nature. The exhibition will display recent work by Kim Boske (1978), Charlotte Dumas (1977), Anne Geene (1983), Erik Kessels (1966), and Luuk Wilmering (1957).

●●●●○
Vanuit een dode os een vosje vangen
Rianne van Dijck
15 juni 2016

Elephants at Twilight, Botswana 1989. Foto Frans Lanting

Wie geen telelens heeft moest slim zijn. Om in de 19de eeuw een vogel, hoog in het nest, of een schuwe ree, verscholen in een dicht bos te fotograferen, had enige creativiteit en een avontuurlijke inslag nodig. Handzame fototoestellen waren er nog niet, dus bouwde een fotograaf een houten toren van een meter of 4 hoog en zeulde zijn zware plaatcamera naar boven. Of hij ging in een bootje naar een nest op het Naardermeer, statief mee, glasnegatieven, lenzen, verrekijker, schuiltentje en rubberen laarzen.

Jacht met de camera - Pioniers van de Nederlandse natuurfotografie in het Nederlands, t/m 4/9 in Nederlands Fotomuseum, Rotterdam.

De Britse gebroeders Kearton, zo’n beetje de David Attenboroughs van hun tijd, vroegen hun slager een os te slachten en die uit te hollen. In hun opgezette rund trokken ze de natuur in, om torenvalken en kieviten, herten en vosjes, door een gaatje in de kop van de os te fotograferen.

In het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam is deze zomer een prachtige expositie te zien over de pioniers van de natuurfotografie. Het museum heeft uit de collectie een selectie gemaakt die het verhaal vertelt van de opkomst van het genre. De foto’s gunnen ons een blik op verdwenen landschappen, uit de tijd dat Nederland ontdekt dat de eigen natuur, ondanks het ontbreken van bergen en snelstromende rivieren de moeite waard is om te koesteren. En te beschermen, want door verstedelijking en industrialisatie moest steeds vaker het „liefelijke, zwijgende rijk der planten” plaatsmaken voor de „woelenden en tierenden mensch”, zoals Frederik van Eeden in 1886 schreef.


We zien hier de eerste vogelfoto, van een zwarte stern; een albumineprint gemaakt door Alexander Clark Kennedy in 1852. Een monumentale eik in Park Twickel in Delden, in 1907 gefotografeerd door Richard Tepe. En het schitterende filmpje uit 1924 van J.C. Mol, die zich toen al bezighield met timelapse-fotografie, en waarin we zien hoe een bloemknop langzaam ontluikt tot bloem.

De historische foto’s worden aangevuld met hedendaags werk van onder andere Charlotte Dumas (wolven), Kim Boske (bossen) en Erik Kessels, die foto’s van herten kocht van jagers die ‘motion detection’-camera’s gebruiken bij de jacht.



Natuurlijk hadden de pioniers uit de 19de eeuw deze techniek – het dier zorgt door eigen beweging dat er een foto wordt gemaakt – al lang zo’n soort techniek bedacht: Johannes Vijverberg ontwikkelde rond 1910 een elektrisch mechanisme waarbij door middel van twee draden in het nest de vogels zelf contact maakten met de camera waardoor het sluitermechanisme werd geactiveerd; een heuse vogelselfie.








Nothing Happens Victor Bockris Andy Warhol Muhammad Ali Incredibly Small Photobooks Kessels Kooiker Photography

$
0
0

TitleNothing Happens
AuthorBockris, Victor; [Warhol, Andy]; [Ali, Muhammad]
FormatSOFTCOVER
ISBN
ISBN-13
PublisherNadada Editions
Yr. Published1978
AttributesFirst Edition, Limited Edition of 750 Copies Paperback
DescriptionVery Good Staple-bound b/w photo-illustrated wraps; 113x113mm; pp. [16], with b/w photo-illustrations showing Andy Warhol and Muhammad Ali together, printed on the recto only. Covers a little scuffed along spine and edges; rear cover dust-smudged. Inscription on inside front cover, otherwise internally clean and unmarked.



For several years, Paul Kooiker and Erik Kessels have organized evenings for friends in which they share the strangest photo books in their collections. The books shown are rarely available in regular shops, but are picked up in thrift stores and from antiquaries. The group’s fascination for these pictorial non-fiction books comes from the need to find images that exist on the fringe of regular commercial photo books. It’s only in this area that it’s possible to find images with an uncontrived quality. This constant tension makes the books interesting. It’s also worth noting that these tomes all fall within certain categories: the medical, instructional, scientific, sex, humour or propaganda. Paul Kooiker and Erik Kessels have made a selection of their finest books from within this questionable new genre. Incredibly small photobooks is the second volume (after Terribly awesome photobooks) showing this amazing collection.

PHOTOBOOKS CHALLENGING THE EDGES OF THE MEDIUM. A conversation with Paul Kooiker about two newsprint editions on photobooks, in cooperation with Erik Kessels and published by APE: Terrible Awesome Photobooks and Incredible Small Photobooks by Mirelle Thijsen (MT):



MT:
Then you also selected expensive antiquarian books, as Nothing Happens (1978) by Victor Bockris [Andy Warhol]. The sales price on Auction.fr is 300 euros. Is this booklet part of your collection?

PK:
No, that’s Erik’s…

MT:
I read a description on Abebooks.com – in fact, I am able to find there more bibliographic data on the selections than in your newspaper, Haha …Apparently Nothing Happens is a catalogue of the Whitney Museum containing portraits from the 1970s.

PK:
What you see is Andy Warhol standing next to Mohamed Ali! It is a meeting between those two icons and they look past each other. There are four to six pictures in that booklet. And that’s it. You look at two celebrities, standing awkwardly close to each other. It is a mysterious book, one of my favourites. And square booklets are often so ugly, but this one’s just right. You hardly find square books these days…














Paradise Regained Brillant Pastiche of the Guide Rose Michelin Huit jours à Trébaumec Georges Hugnet Artists' Book

$
0
0

Ubu Gallery presents all summer long an in-depth exhibition exploring the richness of Georges Hugnet’s Surrealist masterpiece, Huit jours à Trébaumec. Published in 1969 by Henri Mercher, the renowned bookbinder, the book appears as a Guide Rose Micheline, a clever parody of the popular Baedeker, Guide Michelin Rouge. In Hugnet’s satire, it is not a Michelin man, but a Michelin woman serving as tour guide and leading us through the fictional “Trébaumec” or as Hugnet called it, “the little lost town in Brittany, paradise regained.” In 1947, Hugnet (1906–1974) traveled along the coast of Brittany photographing his excursions and popular tourist attractions. He was so inspired by his wanderings that he combined earlier collages with newly made ones and sequenced the 82 chosen collages into a Surrealist drama with accompanying handwritten text. The collages depict humorous, racy and grotesque situations in and around Trébaumec, a word play on “good looking guy.” A gap of 22 years followed before the publication was finally realized. The exhibition, which opens on May 19th and runs through September 30th, will feature various examples of the book, including an early maquette, one of the five deluxe copies containing 82 original photographs of the collages, and one of the 10 “semi-deluxe” copies specially bound by Mercher. Eighty-two vintage photographs of the collages acquired from the estate of Hugnet will be available for sale individually and will present the entire sequence of images from the book. Also on display will be 12 of the original collages, as well as ephemera surrounding the book.

Huit jours à Trébaumec
Year: 1969
Author: Georges Hugnet 1906 to 1974 Artist: Georges Hugnet 1906 to 1974
Publisher: Mercher
As a young boy, Georges Hugnet loved to cut newspapers into pieces and to rearrange the headlines, texts and pictures into his own 'journal'. He would make imaginative and comical collages, which he would later continue to do in his plays, poetry and (cinemato)graphical work. Hugnet found the four-sided border of a painting overly restrictive. Through the combination of various disciplines, his work features an incredible amount of diversity. It is this very richness of the imagination that he has always defended as a Dadaist and surrealist.

Sexual-symbolism
But Hugnet had the gift of letting his creativity flow within the mostly much smaller space of his photographs. In Huit jours à Trébaumec, which is supposedly a vacation diary by Hugnet for which he took 82 pictures, that creativity comes to full fruition: Hugnet made these photo collages at a later age, and was a talented 'peintre de collages'. The original photographs were taken during a trip Hugnet made along the coast of Brittany in 1947.
Because of Hugnet's collages, Huit jours à Trébaumec became an unusual vacation diary. It is a grotesque, humorous, racily illustrated imaginary travel story that takes place on the coast of Brittany. Two girls in underwear storm the castle steps, two others tumble down them naked, and a squirrel can be seen sitting on the buttock of a lady bending over. Hugnet's poetry has been characterised as sexual-symbolist, and can therefore be interpreted in many different ways. That could also apply to Huit jours à Trébaumec: the story and photo collages can be described as suggestive at the very least. The poses struck by the women, who are either partially or entirely naked, can therefore easily be imagined.

Guide Rose Micheline
The surprise one registers when reading the unusual text and seeing the strange collages of Huit jours à Trébaumec fits comfortably into the tradition of Dada and surrealism. Without even opening the book, this surprise is already caused by the edition's unusual size (40 centimetres tall and 19 centimetres wide). The book, which was published by Mercher, appeared as Guide Rose Micheline, a parody of the popular travel guide Guide Michelin Rouge. In this parody, it is not a little Michelin man, but a Michelin woman acting as a tour guide in the book.
Every set of facing pages features two photo collages on the right, accompanied by two captions on the left. Hugnet's handwriting has been reproduced here in phototype. The everyday holiday snapshots of tourist attractions have been embellished by Hugnet with magazine clippings, mainly of mannequins, women and models, but also of enormous mushrooms.

Trébaumec, paradise regained
Whoever goes looking for the town of Trébaumec will not be able to find it on any map. Trébaumec, which probably alludes to the popular French expression for 'very handsome boy' (très beau mec) is an imaginary creation of Hugnet's. He calls it 'the little lost town in Brittany, paradise regained'.

Bibliographical description
Description:     Huit jours à Trébaumec : journal de vacances orné de 82 photographies prises par l'auteur en 1947 / Georges Hugnet ; – Paris: Mercher, 1969. - 41 pl. (100 p.). : ill. ; 40×19 cm
Printer:Dominique Viglino (Bourg-la-Reine) (text)
Ateliers Coët (Paris) (heliogravure)
Edition:107 copies
This copy:Number 53 of 100 on Rives BFK
Typeface:De Roos
Note:Preceded by a manually set text by the editor set in De Roos type.
Note:Signed by the author and the editor.
Bibliography:Bénézit 7-249
Shelf-mark:Koopm K 326
References
Adam Biro, 'Georges Hugnet', in: Dictionnaire général du surréalisme et ses environs. Fribourg, Office du Livre, 1982, p. 210
Jean-Paul Clébert, 'Georges Hugnet', in: Dictionnaire du Surréalisme. Paris, Seuil, 1996, p. 310-311
Georges Hugnet, Pleins et déliés: Souvenirs et témoignages, 1926-1972. La Chapelle-sur-Loire, Authier, 1972
James Phillips, Georges Hugnet (1906-1974): ''Le pantalon de la fauvett'': Du dictionnaire abrégé du Surréalisme: Étude et choix de textes. Paris, Lettres Modernes, 1991
























Views & Reviews The Best Photobooks About America Martin Parr Photography

$
0
0

The Best Photobooks About America
Cassidy Paul @cassidypaul_  July 1, 2016  
See America through these stunning photobooks


For Independence Day, TIME compiled a list of some of the best photobooks from, and about, America. WhileRobert Frank’s The Americans and Walker Evans’s American Photographs hold their places as classic and iconic books in the history of American publications, the titles featured here are contemporary additions to the canon of great American photobooks.


Martin Parr‘s selection of the State University of New York 71/72 Torch Book – the school’s yearbook – features photographs that show the charged political environment from that time. Lesley Martin’s choice of New American Haircuts offers an authentic view into the hair culture of New York in the 1980s. The groundbreaking A Shimmer of Possibility from Paul Graham stands as a new take of showing the American landscape. While Paul Moakley’s select of Peter Van Agtmeal’s Disco Night Sept. 11 is an emotional and dense recount of America’s history in the context of the Iraq and Afghanistan wars.

This selection confirms the multi-faceted role of photobooks and the many ways in which powerful stories can be told through images in print. From small zines and impromptu collaborations, to the tradition of collecting one’s travels, all of these titles hold something in common: the rich and immense contribution photography has brought to American culture.

Cassidy Paul is a contributor for TIME LightBox. Follow her on Instagram.

See also
The Man Who Saw America
Looking back with Robert Frank, the most influential photographer alive.

Top Classic Photobooks about New York City according to AddAll Photography




Is This Place Great Or What, Brian Ulrich 
Published by Aperture



Selected by photographer Martin Parr: "This whole aspect of the gaudy consumerism, that hallmarks America so dominantly, had not really been photographed in a sustained and interesting way until Ulrich took up the subject and produced this excellent tome."





State University of New York Torch Book, 71/72



Selected by photographer Martin Parr: "One of the unsung achievements of American publishing are the college annuals, especially the ones produced in the 60/70's. Just recently I found the best one I have ever seen, from the State University of New York. At over 350 pages, it has hundreds of photos, from images by Philip Jones Griffiths on the Vietnam war through to sports and student protest."


American Pictures, Jacob Holdt 
Published by American Pictures Foundation



Selected by editor, and publisher Lesley Martin:
"This was my first photobook—purchased at one of Jacob Holdt’s campus slideshow lectures in 1988. I was simultaneously appalled and smitten: appalled by the scenes Holdt photographed and described—scenes of poverty and segregation found across the USA; smitten by this anarchic Danish man with a braided beard who spoke so candidly about his adventures and his discoveries and the book that pulled it all together. The design of the book is not terribly sophisticated in some ways, but the images and text are riveting, challenging, and charged."



The Nation’s Capitol in Photographs 
Published by Corcoran Gallery of Art



Selected by editor, and publisher Lesley Martin: "Lewis Baltz, Joe Cameron, Robert Cumming, Roy DeCarava, John Gossage, Jan Groover, Anthony Hernandez, and Lee Friedlander—a veritable dream team of American photographers were commissioned by curator Jane Livingston of The Corcoran Gallery of Art to photograph the U.S. Capitol to commemorate the bicentennial. The result: an exhibition and eight individual catalogues by each participant. Photography polymath, David Campany, introduced me to this otherwise unknown set of books, and it stands out as a remarkable time capsule—not so much of D.C., two hundred years after the founding of the U.S.A, but of American photography and all it would become in the four decades to follow.


New American Haircuts, Jerry Vezzuso 
Published by Ballantine Books





Selected by editor, and publisher Lesley Martin:
"Venerable teacher, mentor, and printer for a wide range of blue-chip photographers, Jerry Vezzuso is also a committed zine maker. His book, New American Haircuts, published in by a trade publisher in 1985, is about the size of a pulp novel— a quirky and hugely enjoyable document of American youth culture as viewed through a series of headshots of the  freshly shorn clientele of the iconic Astor Place Hair. It’s possible that the publishing logic at the time was that this was intended as a “look book" or reference for people seeking the freshest New Wave, High Fade cuts, but really, it is a series of incredible portraits, typologically shot, of the cross section of East Village punks, skaters, dweebs, and wanna-be’s who all converged on this barber shop, hoping to shape a new identity via the perfect haircut."



The Notion of Family, LaToya Ruby Frazier 
Published by Aperture



Selected by Lightbox contributor Cassidy Paul: "As a longtime fan of Frazier’s work, The Notion of Family proves to be so much more than just a catalogue of her series. Detailing her hometown Braddock, Frazier employs the traditions of documentary work, while collaborating with her family to represent their experiences. Combining written word and photographs, Frazier’s emotional and powerful work resonates in an entirely new way in her book"

LaToya Ruby Frazier's "The Notion of Family" from Aperture Foundation on Vimeo.


Broken Manual, Alec Soth 
Published by Steidl



Selected by Lightbox contributor Cassidy Paul:"Alec Soth’s Broken Manual is as playful as it is melancholic. With hand written scribbles and notes, as well as suggestions for how to erase yourself from society, this is easily my favorite book from Soth. A page early on which reads “Utah?” is followed later in the book with another spread, definitively assigning the photo “Utah.” Almost like a diary, Soth’s is a master at playing with memory, emotion, and the American dream."

Broken Manual from Little Brown Mushroom on Vimeo.


A Shimmer of Possibility, Paul Graham 
Published by MACK



Selected by Lightbox contributor, Cassidy Paul:"The 12 volume set of A Shimmer of Possibility is a rare sight for anyone, if they can get their hands on it. The twelve thin books each tell their own stories from all over America, showing glimpses but never more. Graham’s use of design and sequence are superb, and make these books a definitive mark in photobook history."




America, 2006, Obvious & Ordinary 
Published by Rocket Gallery



Selected by Lightbox contributor Cassidy Paul:"The brain child of Martin Parr and John Gossage (under the aliases “Obvious” and “Ordinary”), America 2006 came out of a trip the two took to Memphis to visit William Eggleston. Both artist's idiosyncratic voices mesh together in an unexpectedly perfect pairing. The result is a wonderfully cheerful book that embodies the kind of fun and casual feeling of a road trip with your friend."


Our Kind of People: American Groups and Rituals, Bill Owens 
Published by Straight Arrow Books



Selected by Paul Moakley, deputy director of photography, TIME:"While working as a newspaper photographer in California, Bill Owens always shot his assignments while building a body of personal work examining American culture away the city. His first book, the now iconic Suburbia, opened the doors to the middle class American home after the 1960s to depict its residents struggling with a radically shifting cultural landscape and a distant war in Vietnam. The ironies between his photos and captions set up an environment that might have felt all too complacent in its search for comfortable convience. His follow up, Our Kind Of People, examines the rituals of groups coming together in the suburbs once again to have organized fun and camaraderie, but Owens always manages to see through the façades of religion, patriotism, costumes and cheap disposable cutlery to see a party that’s starting to feel tired."


Disco Night Sept. 11, Peter Van Agtmeal 
Published by Red Hook Editions



Selected by Paul Moakley, deputy director of photography, TIME "Peter van Agtmael’s Disco Night September 11 feels like a diary on the state of post-9/11 America, caught in the maelstroms of fighting multiple wars and the disturbing unease of terror at home. His photographs accompanied by his deeply moving text make this book into an unforgettable personal meditation on what it’s like to be a witness to the extremes of war both for himself and for the people he meets along the way."


Words of Wisdom Bill Cunningham Legendary Times Fashion Photographer Dies at 87

$
0
0



Even bescheiden als legendarische straatfotograaf
Bill Cunningham (1929-2016)
De Amerikaanse mode- en straatfotograaf Bill Cunningham had een scherp oog voor kleurrijke types.
 27 juni 2016

Fotograaf Bill Cunningham, in 2010 fietsend door New York
Foto AP /Mark Lennihan 

Meisjes met bloemkransen in het haar bij een champagnepicknick naast het Vrijheidsbeeld. In wat zijn laatste On the Street-rubriek voor The New York Times zou worden, vierde Bill Cunningham op 10 juni het begin van de zomer. De legendarische mode- en straatfotograaf overleed zaterdag op 87-jarige leeftijd na een beroerte.

Met een groot oog voor kleurrijke types signaleerde Cunningham modetrends op straat, lang voordat websites als The Sartorialist dat ook gingen doen. Geen straatfotograaf die niet schatplichtig is aan de Amerikaan. In 2009 werd de hij tot levend New Yorks monument uitgeroepen. Een eenvoudig te spotten monument, want gehuld in blauw werkmansjasje, de camera om de nek, fietste Cunningham door de stad.

In Parijs zat hij vooraan bij de modeshows in Parijs en hij was drager van legion d’honneur. Maar zijn beroemdheid stond haaks op zijn bescheidenheid. Cunningham woonde in een éénkamerappartement zonder televisie en zonder eigen badkamer. Bij de talloze galavoorstellingen die hij voor zijn societyrubriek ‘Evening Hours’ bezocht, at hij nimmer mee. En de cheques van bewonderde kleine tijdschriften waarvoor hij werkte, inde hij niet. „Geld is het goedkoopste goed, vrijheid het duurste”, zei hij eens ter toelichting.

Een aanbod van het Metropolitan Museum of Art voor een overzichtstentoonstelling sloeg hij af. Door de aandacht op zichzelf te richten, zou hij niet meer ongemerkt over straat kunnen gaan, zei Cunningham. Dat hij zes jaar geleden wel instemde met de documentaire Bill Cunningham New York wekte verbazing.

Een uitnodiging voor de première sloeg hij af. „Ach jongens, jullie hebben een film gemaakt. Ik ben veel te druk.” Hij kwam wel op het feestje na afloop om foto’s te maken voor zijn rubriek, al liet hij de lezers in het ongewisse waar hij de foto’s had gemaakt. Cunningham heeft altijd gezegd dat hij de documentaire nooit heeft gezien.

Quatorze Juillet Paris 14 july 1958 Johan van der Keuken Photography

$
0
0

Johan van der Keuken – Quatorze Juillet
  • YEAR2010
  • SIZE119,5x 27 cm
  • COLOURQuadratone & fc
  • BINDINGSempuyu-Style
  • PAGES64 x 2
  • TEXTNoshka van der Lely
  • CONCEPTNoshka van der Lely & Willem van Zoetendaal
  • DESIGNWillem van Zoetendaal
  • ISBN9789072532091

It came to light that, besides the famous photo of the dancers taken on 14 July 1958, Johan van der Keuken’s archives contain a great many negatives from his Paris period that were never published. These rolls were shot on the same occasion as the widely known print and as an ensemble they depict an enthralling dance scene. If we view the photos chronologically we can observe people entering the field of view: young women wearing floral-print skirts and their hair bedecked with scarves, older couples, men from North Africa and young children with their parents. The people gather around the dance floor and the music strikes up.

The people chat, peripheral extras become leading players, a man with a ladder walks across the frame, a car drives around the corner. Some start to dance, while others spectate from the sidelines. We see girlfriends dancing together, older couples and children, too. Chance passers-by become new dancing partners.

Later on Johan van de Keuken selected the most beautiful of these negatives, the photo that for him encapsulated this event in a single image. For this book we have opted for a different approach, incorporating what surrounds that particular shot, what went before and what came after, bringing this session to a close. This reveals the ‘cinematic’ quality of the scene, the movement it embodies. It is as if the photographer dances along with the twirling public.

Johan van der Keuken QUATORZE JUILLET

Le 14 juillet 1958 Johan van der Keuken, 20 ans, est à Paris. Quai de Bourbon, à la pointe aval de l’île Saint-Louis, il réalise l’une de ses plus célèbres photographies : un couple en train de danser. D’abord parue dans son premier livre Paris Mortel, cette image a depuis été largement reproduite. Aujourd’hui, 9 ans après le décès du photographe et cinéaste hollandais, elle est à la base d’un livre* superbe et problématique. Les éditeurs ont décidé de publier les autres photos réalisées ce 14 juillet 1958. Non pas dans leur ordre chronologique qui aurait pu avoir vertu pédagogique**. Mais en organisant les images comme un ensemble de séquences filmiques. Pour justifier ce choix, Noshka van der Lely argue du double statut de van der Keuken et du fait que le montage est constitutif du cinéma comme l’organisation en séries de la pratique photographique.  Le résultat, rythmé et enlevé est convaincant. Se développe une véritable « scène » de bal populaire. 14 juillet s’ouvre sur une variante de la fameuse photo, d’autres suivent. Puis la caméra s’éloigne détaille l’environnement. Des enfants s’amusent, un homme traverse la placette une échelle à l’épaule. Une décapotable passe. Deux amies dansent ensembles, notre couple sur le bord du trottoir discute avec quelque connaissance. Tout cela n’est pas sans évoquer Jacques Tati. Puis nos danseurs se remettent en piste et 14 juillets’achève sur LA photo. Si ainsi décrit cela peut sembler assez plat, visuellement l’éditing fonctionne. Ajoutons que l’objet-livre en tant que tel est très beau : papier mat, impression quatre tons, brochage à la japonaise dans le style sempuyo***, jaquette au papier à effet de matière.
Pour autant, l’ensemble pose quelques questions assez traditionnelles. Qu’est-ce que l’œuvre d’un photographe ? L’ensemble de ses négatifs ou uniquement les images qu’il a lui-même choisies ? À supposer que l’on accepte la première proposition – ce qui est loin de faire l’unanimité – on doit ensuite s’interroger sur le droit moral et la lattitude d’interprétation qu’un tiers peut s’autoriser****. Devant la réussite formelle que constitue14 juillet, sans doute peut-on considérer cet opus comme une méta-œuvre conçue par Noshka van der Lely et Willem van Zoetendaal.

Foam_Fotografiemuseum
Keizersgracht 609
+31 (0)20 551 6500
Amsterdam
Johan van der Keuken – Visual Narratives
September 24-December 8, 2010

One of best known photos by Johan van der Keuken (1938-2001) is a dance scene on the Ile Saint-Louis in Paris, taken during the Quatorze Juillet [Bastille Day] celebration in 1958. This photo was first published in the book Paris Mortel (1964). Another 32 negatives were found in Van der Keuken’s archives, taken on the same day and the same spot. These never-before-published photos form the basis of the exhibition Johan van der Keuken – Visual Narratives. The series shows the history of how the well-known photo came to be created and elucidates Van der Keuken’s perception and way of working. The compilers of the exhibition (Noshka van der Lely and Willem van Zoetendaal) have also selected a number of Van der Keuken’s other series, some of which have never previously been exhibited. Van der Keuken’s films will be shown as well. In addition, the book Johan van der Keuken – Quatorze Juillet will accompany the exhibition.

‘The young photographer strolls through the city; it is 14 July, the most important holiday of the year in Paris. He walks along the Seine and happens upon a small square where a group of people have gathered. A stage has been set up for the musicians. This provides the perfect vantage point for photographing the people dancing. We see a variety of people of different ages and backgrounds come together, attracted by the music. They are dressed in the fashions of the day; they have come to celebrate. If we look at the photos “chronologically”, we first see the people coming into view: young women with flowered skirts and scarves in their hair, older married couples, men from northern Africa, small children with their parents. The people assemble around the dance floor, the music starts. People start talking to each other, minor characters take on leading roles, a man with a ladder walks through the scene, a car comes around the corner. Then people begin to dance, while some look on from the sidelines. We see friends dancing with each other, older couples and children too. New groups form from people just passing by.’ 
(Noshka van der Lely in Johan van der Keuken – Quatorze Juillet)

By showing a carefully considered selection of images from that day, viewer are given insight into the way the photographer worked and how he ultimately chose that one well-known image. As a special touch, Foam’s historic Fodorzaal will be adapted to recreate the atmosphere of a dancehall, where Van der Keuken’s images will appear to dance around the visitors.

Since the start of his career, Johan van der Keuken — then principally a photographer – was interested in making movement visible in still images. He experimented with series of photos, which he linked so that an ‘image story’ was created. He also coupled out-of-focus shots of movement with stationary, sharply focused images. He thus discovered how a photo montage could speed up the movement contained in the images or give them another meaning.

The book Johan van der Keuken – Quatorze Juillet has been published to accompany the exhibition. The Japanese-style bound book which gave rise to the exhibition includes never-before-published photos from the photographer/filmmaker’s early period (€ 30).

Johan van der Keuken







Views & Reviews Gypsies in PhotoBooks ICP Photography

$
0
0

Gypsies in Photobooks

Recently overheard in the ICP library: A discussion on how “they” were on the subway. Imagine that!  Actual Gypsies had made it across the ocean and were now begging here. Here! In our liberal city! Which made me think that y’know some of them might have actually been in the library. Apparently, some of “them” can read and they certainly do appreciate looking at photographs. It made me wonder about how they are so negatively perceived even by the most liberal New Yorkers, who would abhor being thought of as racists. It seems most Americans tend to equate the “Gypsy” as something akin to a Goblin or an Orc – foreign, mysterious, elusive, evil and unreal. In reality “they” have been in the “land of the free” (speaking of the mythological) for quite some time.
The Roma – Romanies, the gypsies, the exotic outlaws and the pariahs of respectable society  – photographers just don’t seem able to leave them alone. Photographers can’t get enough of them. The gypsy is picturesque. The intruder photographer is spellbound. Gypsies seem to have all the potential elements for creating a great image. They come with their very own built-in formal image elements and with a compelling tragic narrative.
Gypsies – they draw you in with their forlorn eyes and once captured, the photographer obsessively tries to understand the magic: Their soul. The twinkle in their eyes. That undercurrent of passion. Wizened faces. Sometimes a costume. Scarves and jewellery. Often a hat. Tattoos. Women breast-feeding. Children with dirt on their faces. A horse. Mobile architecture. Colourful fabrics. Musical instruments. A dog. Gesture, posture, behavior, dress, hairstyle and ornamental accessories. A performance. Beautiful and . . .(also heard in the ICP library on a separate occasion) depraved. Degenerate.
These photogenic people, throughout history, are the great pariahs, symbolizing both the freedom of the open road, but also symbolizing all the fears of a well-maintained and normal society. They undermine the values of a normal society with their crazy music, fortune telling and dark magic (albeit that some “normal societies” these days are seriously considering electing a president who wears magic underwear).
Gypsies as portrayed in photobooks appeal to both the Romantic and the Documentary photographer – it is almost as if you can tell multiple narratives at once about them and then they leave unaffected, steal away into the night. Invisible again. They are almost chameleon, not wanting attention and therefore loudly and vibrantly hiding in plain sight. Distracting you with a smile. Allowing your projections, all the while waiting to disappear at the first chance they get.
The Gypsy wants to be photographed and has a penchant for photographs (a fact largely ignored in ethnographic studies and the work of visual anthropologists). What motivates this need to be in the spotlight and simultaneously remain invisible? Could this oddly constructed cultural ‘shyness’ and evasiveness perhaps be born from 500 years of slavery in Eastern Europe (Romani slavery ended in Europe about the same time that slavery ended in America)? Or is this ‘shyness’ due to the genocidal Devouring at the hands of the Nazis? Or is this aversion to acceptability and normal society merely the result of the continued persecution of Gypsies in Europe and America?  Today Gypsy’s are far more viciously persecuted in Eastern European countries like Slovakia and Hungary than they are in America. But it has to be remembered that in the United States, despite its unconstitutionality, Gypsies remain the only American ethnic minority against whom laws still operate. Food for thought when looking at exotic images of Gypsies, eh?
Few folks have a good Gypsy tale to tell though many have a decent photograph of one. They are well represented They can be photographed in groups or as individual portraits. The photographer quite often doesn’t have to do much. Photography becomes a ritual when the Gypsy is photographed. They are subjects that collaborate with the photographer. They bring their own energy and dynamism to the image. Although sometimes, especially in the case of Koudelka, the photographer brings their own poetic flourishes to their Gypsy images. Koudelka is exceptional in his lyrical portrayal of the gypsies having spent a considerable amount of time living and working with different Roma groups in Europe. Kouldelka’s book The Gypsies is staggeringly beautiful. But in all honesty the raw material – the imagery of the exotic outsider – exists in abundance with this ethnic group.
Are they an ethnicity? Well, the Nazi’s thought so and targeted them as such during ‘the Devouring’. The Gypsies were murdered in a proportion similar to the Jews: about 80 percent of them in occupied territories. Systematically targeted and murdered on the basis of their ethnicity, although post-war they were never involved or represented in the trials at Nuremberg nor were they paid anything in compensation for their genocidal losses of human life. Well, you wouldn’t give money to actual Gypsies now, would you? Today, as photographic archives of the Warsaw ghetto and the Holocaust are explored, examined, reexamined, reevaluated and interpreted in the light of who the individuals in the images are. Nobody seems that concerned about who these Gypsies – these ‘other victims’ – might have been.
The gypsy is an elusive being. For many Gadjo (Non-Romani) photographers the Gypsy is something bordering both the real and the fictional. The Gypsy is half-menacing and half-inspiring. For the budding Gypsy photographers out there opportunities to photograph real life Gypsies might include a trip to an excellent Gypsy music festival which is held in Queens (New York) every summer. Alternatively you could photograph the television set when the reality show “American Gypsies” is showing (National Geographic channel, although it is as abysmal as most other reality shows).  If you had the inclination and the airfare, you could attend the 2012 Annual Meeting of the Gypsy Lore Society and Conference on Roma/Gypsy Studies, being held 19-23 of September in the historic district of Beyoğlu, in Istanbul, Turkey. Or you could just ride the subway in New York until you saw one.
Library of Congress changed the subject heading for Gypsies to the preferred term of Romanies in 2000.  Although Gypsies as a term is not necessarily an offensive term or racial slur and Gypsies/Romanies as a groups often refer to themselves using this term.  Other terms often used to describe the ethnic group and associated parts of this ethnic group: Gipsies, Gitanos, Kalderash, Manush, Roma (People), Romani, Sinti, Iberian Kale, Finnish Kale, Romaniesael and Romanichal (UK).
One could also look up the Library of Congress term Subject Heading (LCSH) for Irish Travellers (Nomadic people) or Tinkers and find a wonderful book on travelling folks that we have in the ICP library Irish Tinkers by Janine Wiedel. Although Irish Travellers (aka, Pavee, Minceir or in Irish Lucht Siúil, meaning literally “the walking people”) are technically not Romanies there are connections between these two distinct ethnic groups.

Gypsy Photobooks for perusal in the ICP library
Baxt / Andrew Miksys [essay by Andrei Codrescu] [S.l.] : Arèok Books, 2007.
TR681.R66 .M553 2007
Bright Balkan morning : Romani lives & the power of music in Greek Macedonia / photographs by Dick Blau ; text by Charles & Angeliki Vellou Keil ; soundscapes by Steven Feld. Middletown, Conn. : Wesleyan University Press, c2002.
TR820.5.G8 . B53 2002
Bucsu a ciganyteleptol / Tamas Ervin ; [foto] Revesz Tamas. [Budapest] : Kossuth, 1977.
TR820.5.H9 .R48 1977
Cigani = Gypsies / Tibor Huszar. Bratislava : Gemini, 1993.
TR820.5.S56 .H87 1993

Gypsies / by Josef Koudelka. New York : Aperture, 1975.
R TR820.5 K68 1975
This copy of Gypsies by Josef Koudleka is a bound galley which has been produced after the manuscript has been typeset but before proofreading. This copy of the book was produced three or four months before its official publication date.

Gypsies / by Josef Koudelka. New York : Aperture, 2011.
TR820.5.R66 K68 2011
In 2011 Aperture revived this photobook classic based on Koudelka’s original maquette, adding more than 30 photographs that were not in the 1975 edition. A truly authentic and brilliant piece of photographic poetry.
Gypsies : free spirits of the open steppe / Ljalja Kuznetsova ; introduction by Inge Morath ; afterword by Marina Rasbeshkina ; [translated by Lorna Dale]. London : Thames and Hundon, 1998.
TR820.5.S65 .K88 1998
Gypsies, wanderers of the world. With illus. by Bruce Dale. Foreword by an English Gypsy, Clifford Lee. Prepared by the Special Publications Division, National Geographic Society. Washington [National Geographic Society, 1970].
TR820.5 .M33 1970
Imâgenes gitanas : fotografâias y recuerdos / Ramâon Zabalza ; prâologo de Teresa San Româan. Sevilla, Espäna : PhotoVision, 1995.
TR681.R66 .Z33 1995
In gipsy camp and royal palace; wanderings in Rumania, by E. O. Hoppe; with a preface by the Queen of Rumania; with decorations by Bold and 32 illustrations by the author. New York, Scribner, 1924.
R TR681.R66 .H67 1924
Keéd som bol a nebol doma / Miéso Suchây ; doslov, Vâaclav Macek = When I was and was not at home / Miéso Suchây ; afterword, Vâaclav Macek. Bratislava : Nâarodnâe osvetovâe centrum, Bratislava FOTOFO Foundation, 1997.
TR179.5 .S831 1997
Mas vilag = Other world / Horvath M. Judit, Stalter Gyorgy. Budapest : Kâeszèult a szerzîok kiadâasâaban, 1998.
TR681.G9 .H67 1998
TR681.R66 H67 1998
Nomaden in der Schweiz / [mit Photographen von] Urs Walder ; mit Texten von Mariella Mehr, Venanz Nobel und Willi Wottreng. Zurich : A. Zèust, 1999.
TR820.5.R6 .W35 1999
Sara. : Le pelerinage des gitans aux Saintes-Maries-de-la-Mer / by Nigel Dickinson. Arles : Actes Sud, 2003.
TR820.7 .D53 2003.
The Gypsies of Spain / Text by Jan Yoors. Photos. by Andrâe A. Lopez. New York, Macmillan 1974.
TR681.G73 .L67 1974
The Roma journeys = Le romanâe phirimáata / Joakim Eskildsen, photographs ; Cia Rinne, text ; Gèunter Grass, foreword. Gottingen : Steidl, 2007.
TR681.R66 . E85 2007
The heroic present : life among the Gypsies : the photographs and memoirs of Jan Yoors / Jan Yoors ; introduction by Ian Hancock. New York : Monacelli Press, 2004.
TR681.R66 .Y661 2004
Carnival aptitude : being an exuberance in short prose & photomontage / by Greg Boyd. Santa Maria : Asylum Arts, 1993. 
TR685 .B69 1993
Irish tinkers / photographed and compiled by Janine Wiedel ; with a foreword and transcripts by Martina O’Fearadhaigh. New York : St. Martin’s Press, 1976.
TR820.5.I73 .W54 1976
New gypsies / [photographs by] Iain McKell ; with texts by Iain McKell, Ezmeralda Sanger & Val Williams. Munich : Prestel Art, 2011.
TR680 .M353 2011.Portrait photographs of make believe gypsies – including portrait of Kate Moss.


Magyar cigányok - Túlélők vallanak - Hungarian Gypsies - Survivors' Stories

Róna Jutka

JUTKA RONA - Hongaarse Zigeuners - Verhalen Van Overlevers

Amsterdam, Uitgeverij Bas Lubberhuizen. 2010, First Edition. (ISBN: 9789059372412) Hard Cover, 225 x 243 Mm. 126 pages, throughout B&W photographs. Text in Dutch, interviews - edited by Jutka Rona. Photography Jutka Rona. 'Getuigenissen van een verguisd volk'. 

A basic role of photography is to make us remember – not only the things we would like to cherish but also what we would like to forget.
With Jutka Rona’s exhibition Survivors the Hungarian House of Photography – Mai Manó House remembers and commemorates the Roma Holocaust. We exhibit a series the strength of which lies in portraying everyday matters objectively. The photographs are core statements, which convey messages beyond those displayed on them; they talk about all of us, making one person’s story a common one. As they seemingly take no particular aspect, they become shattering as it could be any of our grandparents on the images. And while we know we know that those are not our grandparents, we also are aware of them having been affected by the situations: they were neighbors, elders with old photographs, grandparents having lunch with their grandchildren, and so on. Take a look at these photos as it is our task to know our forgotten, common stories.
Hiding out at a Dutch famer’s family, the photographer Jutka Rona survived the persecution of the European Holocaust as a child of Jewish émigré parents. Today she lives in the Netherlands.
She developed the desire to commemorate the Holocaust of the Hungarian Romas when she visited an exhibition at the Holocaust Documentation Center in Budapest, Hungary in 2006.
In 2010, the publication fulfilling Jutka Rona’s commitment was published in the Netherlands. The album portrays Roma survivors in their own environment, often in the company of their family members; it also contains interviews, unveiling their individual destinies.
In her introduction to the album, Zsuzsa Ferge sociologist claims that there Romas in Hungary are largely excluded from society; as such the mainstream society has deliberately avoided to confront with this grim chapter of Hungarian history. Processing of this slice of Roma past is obviously not aided by the fact that the Hungarian gypsies have lived in severe poverty for a long time.
In 2011, the Hungarian Napvilág Publisher released the bilingual, Hungarian-English version of the album Hungarian Romas – Survivors’ stories. It is as much of a memento as it is homage to the Hungarian Roma Holocaust. By showing the everyday life of survivors, it evokes a forgotten but true tragedy in Hungarian history in a very particular way.
Curator: Gabriella CSIZEK



Zsuzsa Ferge sociologist, Professor Emeritus, introduction (excerpt)
„It is hard to be a Gypsy in Hungary. It would not be worth to compare their situation to others’ ill fate. There are many other groups in Europe who live under similarly miserable conditions. Minorities, refugees, asylum seekers: each country has its own poor, but Jutka Rona was touched by the fate of the Hungarian Gypsies.
Marginalization, exclusion, oblivion, denial, deprivation – suffering. While, of course, life is much richer that this. Gypsy culture is also a testament to a multitude of artistic talent, from music and dance through tales to fine arts. It is also characterized by a cohesion within the family (that is unusually strong for others), as well as solidarity, unlimited love for children, and uninterrupted zest for life. And yet, today poverty is probably more depressing than ever. Jutka Rona encountered with Gypsies in this new situation – when the armor of civilization, which was already rather difficult to take on – is about to snap. Yet, miraculously, they accepted the inquiry and compassion of Jutka and told her about their buried past. Not only is her book a memento of the Holocaust, but it is also an appeal against hatred. From the depth of my heart, I wish that many would understand this double intention.”
The album is available for purchase at the Mai Manó Bookshop.

THE GOOD THE BAD AND THE ROMA

De missie van Peter van Beek is om het fotograferen van Roma in Europa te continueren, om meer grip te krijgen op de problematiek, aandacht te vestigen op de toenemende en zorgelijke situatie in Europa en bovenal te genieten van de originaliteit, humor en kracht van de Roma.


Slave or Death Slaaf of Dood Ata Kando the Latin American Photobooks of Dutch Photographers Photography

$
0
0

In the early 1960s the Hungarian-Dutch photographer Ata Kando travelled several times to South America. There she produced various socially engaged reportages on Indian tribes in the jungles of southern Venezuela. The territory where these Indians lived and hunted was increasingly threatened by the exploitation of the forests. Kando's photographs were shown numerous places in Europe and America. Their exhibition contributed to the international struggle against the repression of the indigenous peoples in South America. Noorderlicht is showing a selection from this series.

‘In 1957 her book “Droom in het woud” (“Dream in the forest”) was published, a photo-fantasy featuring her children. In 1961 she went on a trip through the Amazon region and he became fascinated by the Indians. She returned to the area in 1965 for a lengthier stay. Exhibitions and publications featuring her photographs (also a book “Slaaf of dood”/”Slave or dead” published in 1970) played a significant part in informing the world about the destruction of the Amazon Indians and their culture. Ata Kando was teaching photography at the School of Graphic Arts in Utrecht and the AKI Academy in Enschede and she assisted many students, including well-known Dutch photographers Koen Wessing and Ad van Denderen.’


The Latin American Photobook

Horacio Fernandez (Author)


A growing appreciation of the photobook has inspired a flood of new scholarship and connoisseurship of the form--few as surprising and inspiring as The Latin American Photobook, the culmination of a four-year, cross-continental research effort led by Horacio Fernandez, author of the seminal volume Fotografia Pública. Compiled with the input of a committee of researchers, scholars, and photographers, including Marcelo Brodsky, Iatã Cannabrava, Pablo Ortiz Monasterio and Martin ParrThe Latin American Photobook presents 150 volumes from Argentina, Bolivia, Brazil, Chile, Colombia, Cuba, Ecuador, Mexico, Nicaragua, Peru and Venezuela. It begins with the 1920s and continues up to today, providing revelatory perspectives on the under-charted history of Latin American photography, and featuring work by great figures such as Claudia Andujar, Barbara Brändli, Manuel Álvarez Bravo, Horacio Coppola, Paz Errázuriz, Graciela Iturbide, Sara Facio, Paolo Gasparini, Daniel González, Boris Kossoy, Sergio Larrain and many others. The book is divided into thematic sections such as "The City,""Conceptual Art and Photography" and "Photography and Literature," the latter a category uniquely important to Latin America. Fernandez's texts, exhaustively researched and richly illustrated, offer insight not only on each individual title and photographer, but on the multivalent social, political, and artistic histories of the region as well. This book is an unparalleled resource for those interested in Latin American photography or in discovering these heretofore unknown gems in the history of the photobook at large.

See also 

the Latin American Photobooks of Dutch Photographers Willem van de Poll, Koen Wessing, Ata Kando, Willem Diepraam, Bertien van Manen

Forget Time & Place Illustrations hors texte Tristes Tropiques Claude Lévi-Strauss Laurence Aëgerter Photography








Slave or Death Slaaf of Dood
Ata Kando
Design Carla Walter, Max Westbroek, Jan-Willem Stas
WIZA 1970





























Views & Reviews The Sun Shines Always on The Street The Sartorialist Scott Schuman Fashion Photography

$
0
0

“. . . a book to reexamine and rediscover each time its covers are opened.”
Jeffrey Felner


Style as a concept has been hijacked to mean elite, refined, and expensive when it should be thought of as a basic expression of life—much the same way we all identify with music or speech. At the end of the day style is communication.

Although Scott Schuman is almost always associated with fashion The Sartorialist: Closer appeals on so many different levels. Whether the reader is into photography, fashion, style, or people watching, this is a book guaranteed to more than please.

Let’s say that within the covers of this bloated opus exists a life dedicated to so many aspects of the visual part of living. Included in Mr. Schuman’s love letter are the famous, the newly famous, the fashionable famous, the fleetingly famous, and the wannabe famous, also the very unknown, the esoteric—even “common folk.” The book is unquestionably a visual feast, nay a banquet, a visual bacchanal which seems to last endlessly and delights with every turn of the page.

If Scott Schuman had narrowed his focus to only matters of fashion, this book would not be considered to be a barometer of fashion, style, and social behavior as well as life on a day-to-day basis.

The only gripe is that we could have used a clearer separation of locations for the photos, meaning it would have been nice to know where all the photos were taken and perhaps a bit more about the “personalities” included—fashion icons, editors, dandies, photographers, or rabid fashionistas—would have been appreciated.

The bottom line is this: Go out and buy The Sartorialist: Closer; gift it to those who are visually stimulated by the ongoing saga of life that includes us all on some level. The Sartorialist: Closer is a book to reexamine and rediscover each time its covers are opened.

Mr. Schuman gave us all a gift—and for that he should be thanked profusely!

Jeffrey Felner is a dedicated participant and nimble historian in the businesses of fashion and style. Decades of experience allow him to pursue almost any topic relating to fashion and style with unique insight and unrivaled acumen.



Bij The Sartorialist schijnt op straat altijd de zon
Scott Schuman is de man achter The Sartorialist, het beroemde blog met foto’s van goedgeklede passanten. Voor hem is stijl een serieuze zaak.
Milou van Rossum
27 oktober 2012
Seoul, januari 2011

Hij is maar 1,62 meter lang, maar het is bij de internationale modeshows onmogelijk Scott Schuman over het hoofd te zien. De voelbare geldingsdrang, de altijd hyperalerte, bijna agressieve jagersblik die, als hij iemand heeft gevonden die hij de moeite waard vindt om te fotograferen, opeens zomaar vriendelijk kan worden.

De Amerikaan Schuman (44) is de man achter The Sartorialist, het beroemde blog met foto’s van goedgeklede passanten. De perfect modieus geklede redacteuren van de grote modeglossy’s, natuurlijk. Italiaanse mannen met vesten en jacks over hun colberts (iets waarmee alleen Italianen wegkomen), frêle modestudentes in tweedehands kleren, een knappe Poolse met een blonde bob.

Maar ook een jong mennonietenmeisje uit Pennsylvania in een gebloemde jurk en op blote voeten, een huisschilder met een tulband in de kleur van zijn sweatshirt, een oude Marokkaanse man in een beige djellaba en een gestreepte tas van nylon in zijn hand. Allemaal hadden ze iets in hun kleding of houding dat Schuman trof als ‘stijl’, dat ondefinieerbare element dat een outfit maakt tot een uitspraak.

Straatstijlfotografie, wordt het genre dat Schuman beoefent genoemd. Hij is er niet de uitvinder van; zijn landgenoot Bill Cunningham specialiseerde zich er eind jaren zeventig al in, en in de jaren negentig stonden er bij de ingang van elke show wel een paar Japanners met camera’s klaar.

Schuman was in 2005 wel een van de eersten die de foto’s op internet plaatsten. Zijn blog trekt maandelijks zo’n twaalf miljoen bezoekers, zijn foto’s worden verkocht in een galerie en zijn aangekocht door musea. Dit najaar verscheen zijn tweede, meer dan 500 pagina’s dikke boek,The Sartorialist Closer, met een selectie van de foto’s die hij de afgelopen drie jaar maakte, en hier en daar een kort commentaar: „There’s no such thing as effortless chic.” Of: „Er zijn maar weinig mensen bij wie ik nog altijd benieuwd ben naar wat ze de volgende keer dat ik ze zie zullen dragen. Rei Shito is een van die mensen.”

De zelf altijd onberispelijk geklede Schuman deed de marketing voor modemerken en had vervolgens een showroom voor beginnende modemerken in New York, die hij in de crisis na de aanslagen in 2001 moest sluiten. Hij bleef een paar jaar thuis om voor zijn twee dochters te zorgen, van wie hij tijdens uitstapjes vaak foto’s maakte, en rolde zo in de straatfotografie. De naam van zijn blog is een verbastering van het woord sartorial, dat zoiets als ‘des kleermakers’ betekent.

Straatfotografie is de laatste jaren razend populair geworden. Aanvankelijk omdat het een originelere, persoonlijkere en democratischere kijk op mode gaf dan de modebladen en de catwalk. Maar de modewereld heeft het genre inmiddels volledig ingelijfd. Straatmodefoto’s worden gebruikt als inspiratie voor de collecties van de grote merken, advertenties zien eruit als straatfoto’s, bij straatfotografen populaire mannen en vrouwen worden gesponsord door grote merken en ingehuurd als modellen voor reclamecampagnes.

Schuman, die inmiddels talloze navolgers heeft, profiteert daar uiteraard ook van. Hij deed commerciële opdrachten voor onder meer Burberry, DKNY, Tiffany’s en Gap en het Amerikaanse J. Crew. Hij poseert ook zelf geregeld als model, liefst samen met collega-blogger Garance Doré, sinds een paar jaar zijn vriendin. Vorige maand liepen ze in Parijs rond met identieke, hoornen brillen. Wie, vroeg je je meteen af, zou hen daarvoor hebben betaald?

Schumans fotografie is goed beschouwd erg conventioneel, op het brave af. Hij heeft, zeker bij mannen, een voorkeur voor tamelijk conservatieve kleding en hij regisseert zijn modellen zo dat ze op hun mooist op de foto staan, liefst tegen de achtergrond van een rustieke muur of in een sfeervolle, in de late middagzon badende straat, en opvallend vaak met een fiets aan de hand; lekker sportief. Dikke mensen doen niet mee niet in de wereld van Schuman, en anders dan bij de Vietnamees-Amerikaanse Tommy Ton, die een losse, speelse manier van fotograferen heeft en zich de laatste tijd heeft ontpopt als een van Schumans serieuzere concurrenten, is in zijn foto’s eigenlijk nooit iets van humor of ironie te vinden. Zelfs als die wel zit in de outfits van de mensen die hij fotografeert.

Stijl is voor Scott Schuman een bloedserieuze zaak. Evengoed is het nog altijd een feest om naar zijn foto’s te kijken.

Zwerver met getrimde baard
Monique Snoeijen
2 oktober 2009

Een ruige man met een woeste, grijze baard. Zijn zwarte, gebreide mutsje heeft hij tot over zijn wenkbrauwen getrokken. Hij draagt een houthakkershemd, een grof gebreid vest en een broek met stukken erin. Het uniform van zwervers wereldwijd.

In het fotoboek The Sartorialist van Scott Schuman trekt de man tevreden aan zijn sigaret.

Schuman is beroemd geworden met zijn weblog Thesartorialist.com. Op zijn blog plaatst hij foto’s van opvallend geklede mensen in onder meer New York, Florence, Stockholm, Parijs, Londen, Moskou en Milaan. Schuman werkte vijftien jaar als verkoopmanager in de mode-industrie. Het begon hem steeds meer te hinderen dat wat hij zag op catwalks en in glossy’s zo verschilde van wat ‘really cool people’ op straat droegen. Hij wilde meer straat in de mode. Zijn blog – met soms meer dan 50.000 bezoekers per dag – is nu een inspiratiebron voor fashionista’s en ontwerpers wereldwijd.

Toen Schumans straatfoto’s vorig jaar in de fotogalerie The Danziger Projects in New York hingen, merkte een recensent op dat het sympathiek was van de fotograaf dat hij behalve überhippen ook een zwerver had gefotografeerd. Alleen, zo lezen we in The Sartorialist, de man met het gebreide mutsje is geen zwerver. Zijn baardlijn is te netjes getrimd, de lappen op zijn broek te kunstzinnig. De man blijkt op de ontwerpafdeling van modemerk Ralph Lauren te werken. Hij is ‘hobo chic’, zwerverschic.

Vrijwel alle mannen, vrouwen, jongens en meisjes die Schuman fotografeert zijn bewust met mode bezig. Het mogen dan vaak toevallige ontmoetingen zijn, Schuman laat hen poseren als modellen en zet ze voor een fotogenieke achtergrond. Het is goed te begrijpen dat hij inmiddels ook fotografeert voor bladen als Vogue en grote modemerken als DKNY.

Het boek bevat bijna alleen maar foto’s. In de spaarzame teksten kantelt Schuman het beeld.

Zoals bij de orthodox Joodse man die voor de foto spontaan zijn hoed naar voren duwde en een Hollywoodpose aannam, nonchalant leunend tegen een rode telefooncel. Of bij het frêle meisje met Audrey Hepburn-allure dat op het omslag staat. Met haar olifantenpijpen, leren jasje en wollen muts staat ze perfect te wezen. Zij, zo lezen we, sleept met haar been.

Het zijn niet de zelfvoldane modetypes, zoals de would be-zwerver, die in dit boek veel sympathie oproepen. Ontroerender is het meisje dat te verlegen is om in de camera te kijken, maar wel wil opvallen in een bloemetjesjurkje met kniekousen onder een legerjas. cape.

Wie een paar uur met zijn neus in The Sartorialist heeft gezeten, zal merken dat hij daarna anders over straat gaat: met een gretige, welwillende blik. Zoals je na het lezen van een veldgids anders naar insecten en bloemen kijkt, verwonderd over de details die je opeens ziet. Die vrouw, met die megagrote gympen, dat is wat. Of die jongen in dat trainingspak met colbert. Dat meisje met die gele panty. En misschien is het een idee om zelf ook eens iets leuks aan te trekken.














Instagram Photos Immortalized in sheet of Paper Stephen Shore Photography

$
0
0

Credit Eric Oglander
By Jonathan Blaustein Mar. 15, 2016 Mar. 15, 2016  1


Andy Warhol once predicted that in the future, everyone would be famous for 15 minutes. In the 21st century, with its endless and absurd string of viral phenomena, his words seem more prescient than ever. Stephen Shore, who got his start as a teenager photographing at Warhol’s Factory, says he thinks Warhol would approve of platforms like Instagram, which can make anonymous photographers famous, courtesy of the proper hashtag.

“I think generally he was fascinated by contemporary culture, in whatever form it took,” Mr. Shore said in a recent interview.

“I can’t help but think he would be fascinated with this.”

Mr. Shore is highly invested in Instagram, having lectured about it at the Photo London festival in 2015, and judged an audience participation competition for the social media platform, too. Surprisingly, he is in a career phase where his Instagram feed is the main photographic outlet.

“To be honest,” he said, “this is my primary work now.”

Photo
Stephen Shore, @stephen.shore.

He shoots regularly, using Instagram like a sketchbook, posting one picture daily, always something made within the past week. (Except for the occasional #ThrowbackThursday.)

Images from his Instagram feed, alongside other artsy Instagrammers, including the theorists David Campany and Marvin Heiferman, have recently been published in a new project called Documentum: Volume No. 1, Issue No. 1, a quarterly periodical published by Fall Line Press in Atlanta. The venture was founded last year by Mr. Shore, his friend William Boling, the publisher of the press, and Dawn Kim, whom they found while searching Instagram. A companion exhibition was recently on display at Poem 88, an Atlanta art gallery, for which prints were made from the Instagram photos. (“They sold like hotcakes,” Mr. Boling said.)

Both Mr. Shore and Mr. Boling, another longtime color photographer, were attracted to the platform’s spontaneity — and the fact that it’s fun. They were also enamored of its social aspects, as neither had become attached to Facebook or Twitter. Both artists reported meeting people in the real world with whom they had corresponded only via Instagram, and feeling as if they already knew the person. It allowed them to build community, and stay connected, two hallmarks of the social media revolution.

Photo
The cover of Documentum: Volume No. 1, Issue No. 1.

That connection between the digital and the real drove Documentum to summon pictures out of the digital sphere and into the physical world. “They were created digitally,” Mr. Boling said, “to exist in a digital world. They’re the ultimate virtual reality image. Here we are, digging them out of the VR, and sticking them back into real life, the RL.”

The decision to produce the project as a broadsheet was also intentional. Mr. Shore felt newsprint echoed Instagram, in that it wasn’t too precious.

“Newspapers are dying left and right,” Mr. Boling elaborated. “It occurred to me one day that what I really like about the [Sunday] New York Times is just the look and feel of it. I like seeing that I’ve got a little ink on my fingers when I’m done. Because it’s rarer, now, as a publication. I think it acts a speed bump. It slows you down, and causes you to look at what you’re seeing in maybe a different way.”

The Documentum team plans three more Instagram-related issues. The next will feature photos with text, followed by an issue that highlights vernacular imagery. Documentum allows its artists to “take over” their Instagram account, and hopes the audience will begin to participate as well, by suggesting, or “shouting out” artists on the @documentum.tv feed.

Because the feedback loop is central to social media, Mr. Boling said they hoped to include audience work in the future. And for all the photographers out there who obsess about their likes and followers — even if you won’t admit it — you are not alone.

When Mr. Shore was asked whether he pays attention to likes from his 62,900 followers, he admitted that he does.

“Yeah, I pay attention to it,” he said. “As a percentage of followers, I think I don’t get a lot of likes.”

Jonathan Blaustein is an artist and writer based in New Mexico. He contributes regularly to the blog A Photo Editor.

Follow Documentum on Instagram. @jblauphoto, @nytimesphoto on Twitter. Lens is also on Facebook and Instagram.

© Teju Cole
News 22/05/16

Do You Follow Stephen Shore On Instagram?
Interview with Teju Cole
Why do you use Instagram?

I like to use Instagram as yet another place to think about images, about the life of images. In my regular work, I'm a photography critic, in addition to being a photographer and a novelist. I find that Instagram can be a place to play around with those categories, and to communicate directly.

Is there a story behind your Instagram account?

On Instagram, I like to explore the possibilities of matching ideas and narratives to pictures. I am interested in the tension that exists when a piece of text is set side by side with an image. I'm currently working on an informal project on Instagram called "The Hive," which looks at work, in pictures and in words. I do two or three of these every day, as a kind of extra daily practice. I have about ten thousand followers on Instagram, and its good to always be presenting new material to them.

Venice, October 2014. The island is called the Giudecca, "the Jewry," thought there's no proof that a Jewish community ever lived there. I've been walking for hours. I'm lost as usual in the places where other people call home. In Italy, I have a feeling that I'm only able to articulate later on: that perspective does not exist in other places, only here. Naturally, I blame this on the influence of Italian painters, the way their seeing has seeped into my skin. While I am scanning this negative this evening, at the very moment the scanner is whirring, I get an unexpected text message from A., who is a doctor: "One of my patients is a holocaust survivor. 93 year old. Still has ptsd and screams at night." #_thehive

Brooklyn, October 2015. Unable to direct my labor in the ways that were expected of me, I for many years thought of myself as lazy. I carried that shame inside. It was my fundamental flaw. Later, I found that there were things I wanted to do. Not things to achieve, but things on which I wanted to expend the hours of my days. A number of these things became possible to pursue, through quite a bit of luck. It became my life to work with words and images in various ways. This was when I realized to my surprise I wasn't lazy at all. I was disorganized, but I actually had a tendency to overwork. This is who I am? It came as a shock. Not everything was enjoyable, but so long as it was driven by some personal necessity, I was willing to pour myself into it with intensity. I couldn't help but pour myself into it. It was almost as shameful as being lazy, almost as costly. I woke up and dove into the work. At night, I didn't want to sleep. #_thehive

Teju Cole © Tim Knox

From one photographer to another—what is so fascinating about Stephen Shore’s images?

Their commitment to daily life, to the look of things as they are. I like the unfussy democratic eye of his imagery. And I like his unflagging energy after all these decades!

Do you follow Stephen Shore on Instagram? If so, is there a certain Shore-ism that appears in his posts?

Yes, I follow Shore, and have actually interviewed him and written about his use of Instagram on the New York Times. As I wrote in that piece: "The images he posts there, like most of the photos he has exhibited in galleries or published in books, are made in full color and with a cool, matter-of-fact style that delicately balances beauty, banality and irony. The medium, dimensions and means of circulation have all changed. What remains is Shore’s eye, his commitment to a visual annotation of the world."

Teju Cole is a Nigerian-American writer, photographer, and art historian. On Instagram as @_tejucole.

Instagramfoto’s vereeuwigd in blad van papier
Tijdschrift
Het kwartaalblad Documentum archiveert en onderzoekt de foto’s van vluchtige online media als Instagram.
Rosan Hollak
26 juli 2016

Instagramfoto van Jacinda Russell uit de tweede editie van Documentum met als thema: ‘Pictures and Words’.

Is een foto aan de muur in een museum of afgedrukt in een fotoboek belangrijker dan een beeld op Instagram? Ook professionele fotografen plaatsen ontelbaar veel foto’s online.

De kwestie hield ook de Amerikaanse fotograaf Stephen Shore bezig. Samen met uitgever William Boling begon hij dit jaar het tijdschrift Documentum, een kwartaalblad geheel wijd aan online fotografie.

Doel van het tijdschrift is om „de culturele eendagsvliegen van onze tijd te archiveren en onderzoeken”. Een opvallend project, aangezien online fotografie, dat juist niet als doel heeft om in print te verschijnen, nu dus weer een plek krijgt op ‘de ouderwetse manier’. „Een foto gedrukt op papier heeft meer eeuwigheidswaarde”, zegt Boling, die in Amsterdam is om het tweede nummer van Documentum bij PhotoQ bookshop te presenteren. „Noem me ouderwets maar ik denk dat mensen nog altijd graag een krant in handen hebben en het fijn vinden dat een selectie wordt gemaakt uit al die miljoenen foto’s op Instagram.”

Dit jaar is het blad, gedrukt op krantenpapier, geheel gewijd aan Instagram, daarna volgen andere onderwerpen. Het eerste nummer – dat met een oplage van duizend exemplaren in maart verscheen – had als titel Vol 1: The Instagram Series. Het doel was om te laten zien welke kunstenaars inmiddels veelvuldig gebruik maken van Instagram en hun werk kunnen uitdragen als een kunstvorm op zich. Dat leverde een aardige, maar weinig coherente collectie beelden op van kunstenaars als Chris Rodes en Phillip March Jones en van beginnelingen zoals de Indiase schrijfster Buku Sarkar, die een Instagram-reportage maakte van de grootste moslimwijk in Calcutta.

Mensen kijken graag naar een foto op papier.
En ze willen een selectie uit het enorme online aanbod.
Het tweede nummer, met als thema Pictures & Words, is sinds vorige week uit en laat zien hoe tekst en beeld elkaar kunnen aanvullen. Boling verwijst in het blad naar Let Us Now Praise Famous Men (1941), het fotoboek van de Amerikaanse fotograaf Walker Evans en schrijver James Agee over katoenplukkers tijdens de Grote Depressie. Documentum probeert een soortgelijke eenheid van tekst en beeld opnieuw tot stand te brengen.

Ook al is het resultaat zeker niet te vergelijken met de klassieker van Evans en Agee, en is ook hier weer het aanbod erg breed, toch zitten er geslaagde werken tussen zoals de woord-beeldcollage van Adam Bell of de op Saul Leiter geïnspireerde beelden die de Pakistaanse journaliste Naveen Naqvi maakte van Vancouver en Karachi.

Ook de Amerikaanse schrijver en fotograaf Teju Cole creëert een nieuwe wereld met een simpele foto van een stoel aan een tafel en een korte, literaire tekst over een familie in een appartement in Lissabon. Die combinatie werkt: met weinig wekt hij direct een gevoel op van melancholie.

De volgende editie van Documentum, gepland voor oktober, gaat over ‘Crosscut’: „het hoge en het lage, het gewone en het banale”. Dat is een breed thema. Maar dat we inmiddels weer de mogelijkheid hebben om in rust te kunnen kijken naar het werk van al die ‘eendagsvliegen’, is in ieder geval winst.

Documentum (€ 24) online te koop bij Photoqbookshop.nl en bij het Nederlands Fotomuseum. Op Instagram: instagram.com/documentum.tv













Various Photographs G. P. Fieret (1924 - 2009) Bubb Kuyper Auctions Photography

$
0
0

(Selfportrait with Nol Kroes and Fred Smits)

Fieret, G.P. (1924-2009) 
Gerard Fieret Boundless Shoreless Unlimited Photography | Promote Your Page Too



(Selfportrait with bowler hat, holding a white banner).



"In een later atelier"




Untitled (Photograph of a worn photographic self portrait)



(Photographs by Fieret at an exhibition)



(Photograph of a photograpic self-portrait with the photographer reflected in the glass frame)



(Street scene)



(Still life with photographs)



(Wall with two pinned photographs and a pinned newspaper clipping)



(Selfportrait with a friend)

Views & Reviews Our Kind of People: American Groups and Rituals The Best Photobooks About America Bill Owens Photography

$
0
0

Our Kind of People: American Groups and Rituals, Bill Owens 
Published by Straight Arrow Books



Selected by Paul Moakley, deputy director of photography, TIME:"While working as a newspaper photographer in California, Bill Owens always shot his assignments while building a body of personal work examining American culture away the city. His first book, the now iconic Suburbia, opened the doors to the middle class American home after the 1960s to depict its residents struggling with a radically shifting cultural landscape and a distant war in Vietnam. The ironies between his photos and captions set up an environment that might have felt all too complacent in its search for comfortable convience. His follow up, Our Kind Of People, examines the rituals of groups coming together in the suburbs once again to have organized fun and camaraderie, but Owens always manages to see through the façades of religion, patriotism, costumes and cheap disposable cutlery to see a party that’s starting to feel tired."

Bill Owens
Datesborn 1938
RolesPhotographer
NationalityAmerican

Bill Owens's 1972 book Suburbia met with immediate success for its keen observation of middle-class America. Owens had recorded a generational phenomenon: the rapid migration of inner city apartment dwellers to affordable, newly produced homes in city outskirts. He realized that this wasn't simply a demographic shift but a psychological one. Social critics had mocked the suburbs for their apparent conformity and spiritual emptiness. But Owens respected the liberation that many suburbanites felt, and their determination to build better lives.

Introduced to photography while a Peace Corps volunteer, Owens studied at San Francisco State College until he was hired as a staff photographer for the local newspaper in Livermore, an East Bay suburb of San Francisco. His fascination with the people and lifestyles he encountered while working for The Independent from 1968 to 1978 led to self-assigned shoots on the weekends. Although Owens never completed college, he credited several professors for their influence: John Gardner, who enabled him to realize that he was "a good storyteller," and John Collier, whose book Visual Anthropology: Photography As a Research Method, gave him a practical approach.

Suburbia, which documented the San Francisco East Bay suburbs, is the first in a series of four books Owens published dedicated to the American dream. Our Kind of People(1975)followed as an examination of political, religious, scholastic, and sports groups, while Working: I Do It for the Money(1977), which looked at people in nine-to-five day jobs. For his fourth book,Leisure(2004), Owens included color photographs. After a period of almost twenty years, during which time he abandoned photography and operated a successful brewery, Owens continues to examine American society through digital photography and movie making.

ART/ARCHITECTURE; A Vision of Suburban Bliss Edged With Irony
By JEFFREY KASTNER
Published: March 19, 2000

THE picture on the back cover of the new edition of Bill Owens's classic 1970's photographic essay, ''Suburbia,'' says much about when and where it was taken, and about the delicate balancing act that characterizes the project of which it is a part. In the image, a young couple stand in their large, immaculate kitchen. On the table in front of them sit two icons of abundance, a bowl overflowing with preternaturally shiny fruit and a chubby baby. The stylish mother distractedly guides creamed corn into the child's mouth, while Dad clutches a freshly poured cocktail. As is often the case with Mr. Owens's images, a quote from the subjects serves as the photo's caption: ''We're really happy. Our kids are healthy, we eat good food, and we have a really nice home.''

Healthy kids, a nice house, a cocktail in the evening, connubial bliss. From our vantage today, across a 30-year gap overgrown with irony, the sentiments expressed by the couple might seem quaint, as outdated as the groovy beads and horn-rim glasses they sport. Indeed, the whole thing might seem like an easy joke at their expense, were it not, on some basic level, so totally true. We know almost nothing about these people. But for the moment, in their comfortable home, with their baby and their bounty, they do seem really happy in a way that many of us would like to be. So is this an admiring depiction of a middle-class American dream come true or an ironic expose of bourgeois materialism? In the carefully calibrated context of ''Suburbia,'' it turns out to be a little of each.

Considered a groundbreaking exemplar of documentary photography upon its publication in 1972, ''Suburbia'' later went out of print, dropping off the radar in much the same way its creator did. By the end of that decade -- after showing at institutions like the Museum of Modern Art and the Smithsonian, winning major awards and producing two more books -- he decided he could no longer raise a family on a photographer's wages and quit the art world. Now ''Suburbia'' is available in a new edition, with a foreword by the journalist and social historian David Halberstam, published late last year by Fotofolio. And Mr. Owens, today better known as an authority on brewing beer, is suddenly in vogue again, showing in major galleries from New York to Paris and, through April 2, in a retrospective at the San Jose Museum of Art in San Jose, Calif.

Speaking by telephone from the Hayward, Calif., office where he publishes American Brewer magazine, the 61-year-old Mr. Owens recounted the development of the ''Suburbia'' project. Born in San Jose and raised on a farm in Citrus Heights, he was an indifferent student who flunked out of college and set off on an around-the-world hitchhiking trip. After returning to finish school at Chico State College, he did a Peace Corps stint in Jamaica. When a photographer visited the village in which he was teaching, Mr. Owens's interest was piqued. He soon picked up the camera and taught himself how to shoot.

On his return to California, Mr. Owens found work as a $112-a-week news photographer for a small newspaper, The Livermore Independent, in the Bay Area. ''I'd been traveling the world,'' he said, ''and suddenly I got to Livermore and I was in total culture shock. I had a wife and a baby and everybody my age already had the house and the swimming pool and the two cars. I'm shooting the Rotary Club, the Junior Women's Club and thinking, 'Who are these people?' But I start to get to know them. I'd go out and shoot them for the newspaper and then think, 'Man, I ought to go back and shoot this on my own time.'''

Eager to make the jump from his journalistic work to a full-blown documentary project, Mr. Owens approached the publisher of a local magazine, who agreed to purchase some prints. He used the money to buy a large-format camera and, scaling back his time at the paper, began working on ''Suburbia,'' shooting every Saturday over the next year.

An admirer of photographers like Robert Frank and Bruce Davidson, Mr. Owens initially saw ''Suburbia'' less as an art project than as a kind of anthropological document. Referring to the New Deal Farm Security Administration, Mr. Owens said: ''I was really influenced by the photographs from the F.S.A. projects. There's one F.S.A. photo that always stuck in my mind. It's a picture of a woman, her back is turned to the camera, and all there are on the walls and along the counter are cabinets. I always wanted to open up the cabinets and photograph what was inside.''

With ''Suburbia,'' Mr. Owens got his chance. Using contacts made through his newspaper work, as well as through classified ads seeking subjects for a project on suburban life, he insinuated himself into the lives of friends and neighbors who sought comfort and prosperity in the growing suburbs of northern California. He opened the door on their shag carpeting and flowered wallpaper; their mirrored bedrooms and paneled rec rooms; their miniskirts and go-go boots. Whether vacuuming or folding clothes, paying bills or fixing dinner, the people in Mr. Owens's photographs always seem entirely themselves, for better or worse.

The individual pictures in ''Suburbia'' may sometimes seem narrow in their documentation of such details, but the story they tell in aggregate is universal, one of aspiration -- for a better place with better things, a new way of life in new surroundings, a piece of the American dream. Yet for all the richness of the images Mr. Owens made, it was his decision to pair many of them with quotes he gathered from the subjects -- after his editor at Straight Arrow Books, the Rolling Stone imprint that originally published ''Suburbia,'' told him he had to get releases from everyone he had shot -- that gave the project its indelible poignancy.

Whether the subjects are speaking of their possessions or their politics, the captions allow the viewer to measure these people's image of themselves against the image they present, their hopes and fears against the quotidian circumstances of their lives. ''I get a lot of compliments on the front room wall,'' says a carefully coiffed matron in her slightly surreal-looking sitting room. ''I like Italian Syrocco floral designs over the mantle. It goes well with the Palos Verde rock fireplace.'' And a young mother in curlers stands with an infant in a messy kitchen and wonders, ''How can I worry about the damned dishes when there are children dying in Vietnam?''

''Suburbia'' sold well for a photo book, going into several printings. It also earned Mr. Owens a reputation in the art world, gaining him a Guggenheim fellowship and a pair of National Endowment for the Arts grants that supported his next projects, a book on groups and rituals called ''Our Kind of People'' and ''Working,'' which documented Americans on the job. But by 1978, as he embarked on his fourth book project, focusing on leisure time, Mr. Owens found himself increasingly frustrated with the life of the artist. ''I had no money,'' he said. ''I couldn't make a living. Then one day I found my Nikon under the seat of my car and I realized I wasn't a photographer anymore.''

Reviving an interest in home brewing, Mr. Owens began to study beer-making, eventually opening one of the nation's first brew pubs, Buffalo Bill's, in Hayward in 1983. He later opened several more and eventually began publishing trade magazines for the industry. It was not until the early 1990's, after much urging by his longtime friend and patron, Dr. Robert Harshorn Shimshak, that Mr. Owens started to think about photography again.

''We had gotten to know each other in the late 1970's and stayed friends,'' said Dr. Shimshak, a physician and Bay Area art collector. ''I was over at his place in 1992 or 1993 and I asked him what he was doing with his work -- was he at least taking care of the negatives? Bill said, 'They're all in a trunk in the basement' and I had a fit. He said, 'Well, if you love them so much, why don't you take care of them?' He put the negatives in my car and said, 'They're yours now.'''

It was Dr. Shimshak who suggested a new edition of ''Suburbia.'' Acting as editor, he reworked the book's sequencing, replaced some of the original black-and-whites and added 20 new color images, taken in the late 70's. ''The more I collected art,'' Dr. Shimshak said, ''the more I realized that Bill's work wasn't just influential in the photo world, but also in the art world as a whole. He was one of the first people to look at something commonplace, and then take a picture of it that made you really look at it, too.''

Almost every photo in ''Suburbia'' repays attentive looking, with details that turn an average photo into a great one. ''We're really happy . . .'' is a case in point. It turns out that the couple in the picture was chosen not because of its neatly nuclear family, but because Mr. Owens wanted pictures of people with pets and they had 23 cats -- a half-dozen of which appear, on closer examination, lurking in the corners of the composition.

Indeed, the cats are not the only stealthy aspect of the image: subtle dissonances abound, giving it that tension between celebration and critique that is a trademark of Mr. Owens's best work. For instance, a longer look confirms that one of the symbols of plenty that attend the couple, the bowl of fruit, is as plastic as the tile-pattern linoleum under their feet. And despite the sunny positivism on the picture's surface, dusk is falling outside. Through the sliding glass door, beyond the daisy appliques, you can make out a power plant in the fading light, its buzzing towers marching across the horizon, its wires crazing the sunset like hairline cracks in the otherwise picture-perfect world of suburbia.

Photos: ''We're really happy,'' said one couple, top, who were among the dozens of subjects and scenes photographed by Bill Owens in his 1970's classic ''Suburbia.'' (Photographs by Bill Owens/From ''Suburbia'' (Fotofolio, 1999))
Jeffrey Kastner's most recent article for Arts & Leisure was about the artists Kristin Jones and Andrew Ginzel.


























Views & Reviews Photographing Japan’s most ancient folkloric Traditions Charles Fréger Photography

$
0
0

Photographing Japan’s most ancient folkloric traditions
Written by Tom Seymour

Images from the series Yokainoshima: Island of Monsters © Charles Fréger, courtesy Thames & Hudson

Extraordinary photographs of Japanese folk costume and ritual – from Charles Fréger, the celebrated author of Wilder Mann - are published in a new photobook.

In rural Japan, the passage of the year is marked by festivals and rituals held amid the changing seasons. And, at New Year, strange creatures come down from the mountains.

They come to deliver a message to the people below, and frighten their children.


These are the Toshigami, also known as Namahage in Akita province, or Suneka in Iwate.

French photographer Charles Fréger went to meet these folkloric creatures face to face for his series Yokainoshima – a neologism that translates as ‘island of monsters’.


Elaborate outfits, crafted from textiles and elements from the natural environment, are donned in agricultural and fishing communities throughout the country to celebrate seasonal rites of fertility and abundance.

There are also many rituals relating to longevity, prosperity and warding off misfortune. In these too, spirit ‘visitors’, believed to come from the sea, the mountains and the sky are welcomed into communities across the Japanese archipelago.


Over the course of two years, Fréger journeyed the length of Japan, from north to south, photographing yokai, oni or Toshigami figures as they enacted rituals intended to ensure a fertile harvest, and to chase away evil spirits.

As a counterpoint to Fréger’s earlier Wilder Mann series, devoted to ‘wild’ figures from European folk culture, Yokainoshima presents the subjects in staged poses and settings evoking the landscapes of Japan, while settings for the yokai, by young architect Jumpei Matsushima, emphasises their colourful costumes still further.


Fréger’s portraits are framed with essays written by Toshiharu Ito and Akihiro Hatanaka, specialists in Japanese folk culture and anthropology, which set the huge variety of eclectic clothing in ethnographic context whilst describing the many local festivals, dances and rituals they represent.


As Ito, a specialist in Japanese folk culture and anthropology, writes in his essay: “Fréger’s distinctive method of distillation contrasts composition and repetition, colour and location, rhythm and pattern, posture and movement, the artificial and the natural.”

Yokainoshima: Island of Monsters is available now from Thames & Hudson. For more information, see here.

Yôkai in het wild

Alleen in Japan kan dit eiland bestaan, waar mensen en geesten samenleven. En de enige die ze van dichtbij heeft gezien, is fotograaf Charles Fréger. Hij legde de monsters in het wild vast, op het onvindbare eiland Yokainoshima.

Het eiland Onigashima, een van de vele, kleine mythische eilanden aan de kust van Japan, lijkt op het eerste gezicht onbewoond. Kaal, verlaten. De bewoners verwachten geen bezoek. Ze speuren het vasteland af, op zoek naar luie, ijdele zondaars die een lesje en een tik verdienen. Mensen zijn er niet, en dat is maar goed ook.

Alleen op Yokainoshima (eiland van de Yôkai) leven mensen schouder aan schouder met de soort die al vele namen heeft gekend: geesten, noemen we ze, energieën, trollen, demonen, feeën. De Japanners spreken van Yôkai. Eilandbewoners communiceren met de Yôkai door middel van uitbundige rituelen, waarbij de mens in de huid van de geest kruipt. De geest zou de mens op Yokainoshima voor zijn spiegelbeeld aanzien: de mens draagt een riem met 81 bamboestokken, stuk voor stuk drie meter lang, elk versierd met vijftien bloemen. Een paraplu van vruchtbaarheid, en wie eronder staat, heeft geluk. De mens danst een leeuwendans om het dorp te beschermen voor het kwaad van buitenaf. De mens verstopt zich achter rode maskers en achter grote bijlen waarmee geesten onder het aardoppervlak wakker worden geklopt voor de zomer. Zo vraagt de mens de Yôkai om hulp bij droogte, overstroming, plagen en orkanen.

Engelen op je schouder
‘Ooit leek me dit eiland, waar werelden naast elkaar bestaan en mensen en geesten samenleven, doodnormaal,’ schrijft de Japanse vertaalster en dichteres Ryoko Sekiguchi in het voorwoord. ‘Pas toen ik mijn thuisland verliet, kwam ik er achter dat zo’n wereld nergens anders bestaat.’

‘Wil je zeggen dat in dit land alleen mensen en dieren leven?’ vroeg ze aan haar nieuwe Franse vrienden. ‘Er moet toch meer zijn? Je weet waar ik het over heb, toch? Heb je ze werkelijk nog nooit gezien?’

Nee, zeiden haar vrienden, er is hier in Frankrijk geen geest te bekennen. Boom na boom wordt gekapt, zonder dat er iemand voor heeft moeten boeten. Geen boom, geen struik, geen konijn of klaproos wordt herdacht. De bewakers van de natuur hoeven in Frankrijk niet op een bedankje te rekenen: Yokainoshima ligt ver achter de horizon.

 Waar precies, dat weet Ryoko niet. Alleen in haar gedachten zette ze voet aan land, maar ze kent het eiland van de Yôkai uit haar gedachten. We kennen ze allemaal: het zijn de kabouters die je kamer opruimen als jij het niet doet, die de slingers ophangen nog vóór je jarig uit je bed stapt. Het zijn de engelen op je schouder die aan je stuur trekken en een slippende tegenligger ontwijken, die je een stap opzij laten zetten voordat er in je verse voetafdrukken een piano te pletter valt. Het zijn de schaduwen in de hoek die naar je staren zodra je het licht uit doet, en het monster in het donker onder je bed.

Vervelende Franse geesten
De enige die de Yôkai ooit van dichtbij heeft gezien, is fotograaf Charles Fréger: van 2013 tot 2015 zocht hij ze vijf keer op en legde ze vast. De monsters in het wild, ontdaan van rituele feestelijkheden. Poten (voeten) in het zand, haren (stro) in de wind. Met een boek vol foto’s keerde hij ongedeerd terug naar Frankrijk. Toch lukt het ook Fréger niet het eiland op de kaart aan te wijzen. Vijf keer vond hij Yokainoshima, maar nooit op dezelfde plaats. Sommigen zeggen dat hij het eiland verzonnen heeft, met Yôkai en al. ‘Een uitvinding’ noemt hij het zelf.

‘Maar nu ze gefotografeerd zijn, leven ze op papier,’ zegt Ryoko. Ze hebben de oceaan doorkruist en zijn naar het Westen gekomen in de tas van Charles Fréger. Ze hebben hun spullen gepakt, zijn geëmigreerd en burgeren langzaam in. ‘De Fransen moeten ze nog een beetje leren kennen,’ schrijft de dichteres. Hoe Franser de geesten zijn, hoe vervelender. ‘Die ene die het laatste stukje toiletpapier opeet als ik al geplast heb. Die is vast en zeker Frans.’

Een tijdje woonde er eentje bij haar in. ‘Als ik thuiskwam, stonden er noedels voor me klaar. Ik was zo eenzaam tijdens mijn eerste paar jaren in Frankrijk. Vanuit mijn eigen appartement zag ik hoe gelukkig andere huishoudens eruitzagen. Ik was zo ontzettend jaloers. Het monster voelde dat ik ongelukkig was en is voor mij van Yokainoshima naar een ver, ver land verhuisd. Ik zie het nog voor me, hoe hij speelde met de radijsjes op het balkon. Wie weet waar hij nu is?’

Charles Fréger, ‘Yokainoshima, Island of Monsters. Japanese folk rituals’, Thames & Hudson 2016, 256 p.
De tentoonstelling is nog tot 25 september te zien is op Les rencontres d’Arles in Frankrijk.



















One of the First serious Documentations of the French Paris Mai/June 68 movement Graphic Design

$
0
0

1969; Haan, Tristan; Parijs , mei-juni ' 68 : tentoonstellingonder auspiciën van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis; one of the first serious documentations of the French Mai/June 68 movement, with explanations of the many organisations, groups and groupscules (taxonomie of a forest of acronyms); all material can be found in the archives of the IISG, though no concordance register has been made to my knowledge between the archives and the catlogue; a great pitty that all this information is only available in Dutch.

See also

Paris a brulé THE PROTEST PHOTOBOOK 1956 – 2013 MARTIN PARR GERRY BADGER Pierre Juillet Christian Joubert Michel Hermans Photography


what
The first exhibition on the French May June 1968 movement took place in the Museum Fodor in Amsterdam, an annex of the museum of modern art (Stedelijk Museum). At that time such a thing could not take place in France were people could still be persecuted for certain deeds during the rising and even having lots of protest documentation could make one a suspect. Through a collaboration between the Stedelijk Museum and the International Institute of Social History (IISG), both based in Amsterdam, this exhibition could take place. The IISG had been collecting historical documents from and about revolutionary, workers and social movement since 1935 (a Dutch initiative as a reaction on the take over of power by the Nazis in Germany and Austria and the endangered socialist archives). Also this time the IISG saw it as its task to actively collect materials of the French May movement on the spot. The Institute had already some collecting ’consultants’ in France and several staff members from Amsterdam went to France to add with this task. There were also many people related in some way to the Institute who did the same thing on their own initiative. From July onward with the movement going down several people in France feared strong repression and were looking for a safe place to store documentation they had gathered and donated it to the IISG. All this came together and already in the summer of 1968 a big collection of all kind of documents had been established in Amsterdam.

The most primary documents were the leaflets and handouts of thousands of different initiatives, often duplicated, or printed in a simple way. Next came the posters and handwritten manifestos of all kind of sizes and with a great variety of subjects. Though nowadays the strong graphic language of the silkscreened posters produced at ‘atelier de beaux arts’ in Paris are mostly remembered, these were certainly not the first ones, and in fact the text based mostly handwritten wall papers and manifestos with all kind of declarations and calls are much more typical for the May 68 movement. New newspapers, magazines, journals, and dispatches of all kind were brought forth by this movement, some with strong graphics like the paper ‘Action’. Comments, proposals, manifestos, programs and the like in the form of brochures (pamphlets) flooded the bookshops and news stalls, were handed out, or sold on the streets. Photographers, filmmakers and radio journalists made all kind of independent registrations, like an association of independent filmmakers that undertook newsreel productions, taking the name ‘Etats Géneraux du Cinéma”. Of course the movement also reflected on existing news media that often published special editions or issues. Already during the first month books started to come out, documenting specific events, discussing or reflecting.

All this material had to be ordered in some way to show it and make it understandable. The head of the French department of the IISG, Tristan Haan, who before that time had been sunk deep into the 18th century and the radical writings of ”le curé Meslier”, woke up to the present and made 244 short descriptions and commentaries of such time documents, adding an overview of 153 groups and their obscure acronyms and abbreviations, many of which only existed for a few weeks. This formed the basis for the catalogue that showed also 135 leaflets, handwritten manifestos and posters, all translated into Dutch. The catalogue was a low budget production, so only pure black and white reproduction could be afforded at that time (even making rasters pictures would have been too expensive; difficult to understand for new generation working with graphic computer systems). Still when I leaf through the catalogue now in 2005 it breathes a graphic atmosphere that relates well with the spirit of the 68 movement.

There were film showings with life translations during the exhibition. The catalogue had special sections on movies and gramophone record documents and an international documentation of the 68 movement in the world of art.

Maybe here should also be noted that the Stedelijk Museum direction was not all that happy about this initiative. They somewhat feared its revolutionary impact, so when we proposed to hang the reprints of some May 68 posters, like the one with the clubbing CRS riot policeman, on the official advertisement boards of the museum had, this was refused. It took a decade or so before all the simple handwritten and badly duplicated documents were forgotten and only the nice and artistic looking documents could get popular with the curators and were often selected in museum exhibitions as emblems of Mai 68.

After 25 years the French archival institutions had catched up and even did better than us foreign pioneering documentarists. The National Library of France undertook a serious project to catalogue all the leaflets they had been able to put their hands on and even initiated a microfilmed edition that has preserved all together 10.067 handouts/leaflets of the May/June 1968 movement.

why
“Mai 68” has become the shortest way to denote a whole complex of social movements in the spring of 1968 in France and elsewhere, with May as the hot spot and June as a month of cool down.

Ten years before general De Gaulle had been elected president and founded what is called the “Ve Republique” with new strong presidential powers. A technocrat policy was pursued, by a center-right majority government, to modernize France, an imperial power that had just lost its colonies and still was a half agricultural, half industrial country. While major efforts were made to push a new high tech industry that would provide both cheap energy and military nuclear power, changes in other domains lacked behind. Former agricultural workers and small farmers had been driven from the fields into the new factories, soon demanding better working conditions which were most often denied. The educational domain, that had to supply the cadre for the new industrial order, had grown in size but failed to adapt to the demands of the younger generation. It was not surprising that something stirred up here, at first with small groups of students criticizing their own living conditions and future prospects in Strasbourg in 1966 (with the pamphlet “De la misère dans le millieu étudiant”/about he misery of student life) and later in the new Parisian suburban university of Nanterre in January 1968. During the opening ceremony of a new swimming pool, students interrupted the French minister of sports Missoffe who proclaimed that this pool was a sign of how the government took good care of the health of the students. The interruption was about the repressive role of sport and the strict gender separation in the dormitories of the Nanterre university campus and the resulting “unhygienic mental situation” for students because of their frustrated sexuality (a way of arguing coming directly from the writings of Wilhelm Reich in the thirties, rediscovered by French youth at that time). This last incident was the beginning of a series of conflicts at the Nanterre campus and led to its closure in March. This only radicalized the student movement. At the same time there were all kind or worker’s protest and action outside the Paris region, like in Caen at the SAVIEM factory. It certainly was not only a student movement, though at first they did get most of the publicity.

During the first of May demonstration in Paris, that was for the first time since long officially allowed, students from Nanterre that tried to join in were chased from the march by Communist Party trade unionists(CGT). For a long time there had been frictions between the rather orthodox French Communist Party and other socialist parties, unions and groupings. A period of oscillating events starts: demonstrations, counter-demonstrations provocations: like an arson attack of a student office at the Sorbonne - possibly by a right wing group - and protests meeting against it in the University compound. When the protesters are chased out by the police, the movement spreads over the neighbouring quarter, the Quartier Latin. The student movement is out in the streets. More demonstrations and closures of Universities follow. The movement widens, involving also high school students. Hard confrontations between demonstrators and police, defense and storming of old fashioned barricades that block Parisian boulevards. More and more arrests, wounded and people troubled by what appears in some case to have been more than “just” tear gas (some say it was nerve gas). The student movement triggers more social unrest, in all parts of the country occupations of factories occur, like Sud Aviation in Nantes and Renault in Cléon. Journalists of the ORTF (French state radio and television) form a committee. In Paris the Odéon theater is occupied and functions as a permanent platform for debates on social issues. Solidarity demonstration of students and workers occur, railways and air traffic is blocked by strikes. Not all strikes are called by the trade unions, several are directly initiated by workers, wild-cat strikes. All kind of sectors of society start to express their grievances with the existing system, school teachers, parents of school kids, art students, journalists, neighbourhood committees, an action committee in the National Library, even sport professionals who issue a leaflet with the slogan “le football aux footballeurs (football to the football players). Several university buildings are occupied, not just in Paris but also in the province.

All this seems to have little effect on the level of official politics. A vote of censure in the national assembly on the 22. of May is repulsed. A proposal for amnesty for arrested students is accepted as an attempt to still the uproar. All kind of action committees are formed to discuss social issues of a specific segment of society and take practical action. A general assembly with representatives of over a hundred of such committees takes place in Paris. There are some television speeches of president De Gaulle, at first disavowing, later promising a national referendum on a change of social structures that would allow for more “participation” of French citizens. Behind doors negotiations between trade unions and government start, while the movement continues on the streets and in occupied educational institutions and factories. The workers of the Renault Billancourt factories in Paris refuse to accept the first negotiation results of their unions. Mass meetings follow, the government can not deny or ignore the movement anymore. At first the minister of education Perefitte is dismissed and soon after, on May 30, president De Gaulle dismisses the parliament, new elections are announced. A call is launched for the forming of ‘citizens militia’ to defend the Republic. A big demonstration of Gaullist supporters marches down the Champs Elysée.

Describing the aftermath in the same way will go beyond the purpose of this short overview. Slowly over the weeks the waves of social unrest calm down. The trade unions declare that they had no political intend with the strikes, just economic demands and start to force the striking workers to accept the agreement with the government (called the “accords of Grenelle”, after the street where the negotiations took place). The elections at the end of June do not alter the relations between the political parties. The left opposition is at that time too much divided to offer an alternative. It takes till 1981, when the newly formed French Socialist Party under Mitterand, succeeds in allying (however temporarily) most of the left political forces, getting both a parliamentary majority and the presidency, though only for a short while...












Views & Reviews A powerful Drama generated by the Interweaving of Natural Forces with Man-made Structures Toshio Shibata Photography

$
0
0

The photographs ofToshio Shibata convey a powerful drama generated by the interweaving of natural forces with man-made structures. Water spills, crashes, and glides over constructed sluices and channels in an endless gravity propelled dance. The arcing paths of highways are carved into mountainsides and sheer cliff faces are transformed into a repeating pattern as they are interlaced with human engineering. Using an 8 x 10-inch camera, he eliminates most references to scale, sky, and horizon while providing crisp detail and texture. Under Shibata's eye, the man-altered landscape becomes a mysterious abstract composition revealing the shapes and patterns intrinsic to both the natural and artificial forms.

Shibata began his career in Japan, and the photographs he made there explore the striking visual dichotomy, but also the poetry and even elegance, of an increasingly constructed landscape. He was given a fellowship to come to America in 1996, and made extraordinary pictures of American public works projects that reflect an unmistakable Japanese aesthetic.

Toshio Shibata was born in 1949 and his work has been exhibited internationally since 1971. His work has been collected by major museums including Metropolitan Museum of Art, New York; Museum of Fine Arts, Houston; Museum of Contemporary Art, Chicago; Sprengel Museum, Hannover; and Centre national de la Photographie, Paris. He was given a mid-career retrospective at the Tokyo Metropolitan Museum of Photography in 2008. In 2013 the Peabody Essex Museum mounted a solo exhibtion of his work entitled Contructed Landscapes which featured 28 of his large scale prints.

See also ...


Landschapsfotograaf Toshio Shibata stelt tentoon in IBASHO galerie
25 juli, 2016 Francisca Hagen  0 Comment 2016, IBASHO, Laurent Ney, Toshio Shibata

IBASHO presenteert vanaf donderdag 15 september de eerste solotentoonstelling in België van de internationaal gerenommeerde Japanse fotograaf Toshio Shibata (1949, Tokyo). Als pionier van de Japanse landschapsfotografie staat Shibata bekend voor het verkennen van het delicate evenwicht tussen door mens gemaakte structuren en de natuur. Door het fotograferen van stroomgebieden, wegen, dammen en bruggen, onderzoekt hij de unieke uitstraling van dergelijke structuren in zijn geboorteland. Door zijn lens ziet een rivierbeddingen er plots uit als een origami, en lijken watervallen wel kimono’s.

Toshio Shibata – Bridge

Het is voor het eerst dat de recente reeks die hij realiseerde voor Laurent Ney, de bekende Belgische-Luxemburgse architect en ingenieur van vele bruggen te zien is buiten Japan. Twee kunstenaars en twee media ontmoeten elkaar in een gemeenschappelijk onderwerp: de menselijk-technische structuur ingebed in een natuurlijke omgeving. Beide kunstenaars analyseren topografie, geologie en landschap en zoeken naar essentiële vormen die hun kunstmatige creaties benadrukken. De tentoonstelling presenteert daarnaast ook een selectie van Shibata’s alom geprezen kleurenfoto’s van door de mens gemaakte structuren in het Japanse landschap – zoals de ‘Rode Brug’ – die door Shibata getransformeerd zijn tot beelden van een tijdloze, abstracte en schilderkunstige kwaliteit. In het kader van de viering van 150 jaar vriendschap tussen België en Japan dit jaar, zijn in de galerie tot slot ook Shibata’s vroegste zwart-wit foto’s te zien die hij maakte tijdens zijn verblijf in België en tijdens zijn reizen naar Nederland en Schotland.

Toshio Shibata

Shibata heeft een speciale band met België. Hij studeerde schilderkunst in Japan en kwam in 1975 naar Gent met een beurs. De directeur van de Koninklijke Academie in Gent stelde hem voor om fotografie te studeren in plaats van schilderkunst, wat meteen het begin was van zijn fotografische carrière. Na het zien van de tentoonstelling ‘The American West: Honderd jaar Landscape Photography’ in Parijs (1978), een groepstentoonstelling met het werk van 64 kunstenaars, waaronder Ansel Adams en andere West Coast fotografen uit de VS, besloot Shibata zich enkel nog te richten op landschapsfotografie.

De tentoonstelling gaat van start op donderdag 15 september in bijzijn van de kunstenaar, van 19.00 tot 22.00 uur. De tentoonstelling loopt tot en met zondag 16 oktober. Galerie IBASHO is te vinden aan de Tolstraat 22 in Antwerpen en is geopend van vrijdag tot en met zondag van 14.00 tot 18.00 uur en op afspraak.















Viewing all 931 articles
Browse latest View live


<script src="https://jsc.adskeeper.com/r/s/rssing.com.1596347.js" async> </script>