Uit de nalaten schap van fotograaf Ed van der Elsken, die in 1990 overleed, hebben zijn vrouw Anneke en vormgever Anthon Beeke L'Amour! samengesteld, een boek met foto's van dansende, kussende en vrijende passanten, kennissen en geliefden. Vaak is Van der Elsken ook zelf op de foto's aanwezig. Hij keek, direct of indirect, met zijn camera graag in de spiegel.Ed van der Elsken: L'Amour!, foto's 1950-1990. Samengesteld door Anthon Beeke. Van Gennep, 160 blz., ƒ 69,50. De fotogalerie van de Kunsthal Rotterdam, Westzeedijk 341, toont van 11 november tot 14 januari 1996 werk van Ed van der Elsken met ondermeer alle foto's uit het boek.
De plaats van handeling deed denken aan een slaapkamer in het soort treurige vakantiehuisjes waarin ik wel eens op de Veluwe bij een schoolvriendje had gelogeerd: een gerenoveerd kippenhok met trommelvliesdunne muren en wanden, ramen van horizontaal kantelende strips matglas die het naar binnenvallende licht iets ziekelijks gaven en een plat dak dat, wanneer de zon erop scheen, een alles doordringende teerlucht afgaf. Op het tweepersoonsbed met gestreepte lakens zit, met haar hoofd begraven in een kussen, een blote vrouw op haar knieën. Achter haar, met zijn handen op haar heupen haar opgeheven billen tegen zijn buik aanklemmend, zit, eveneens bloot en op zijn knieën, een man die zo te zien een fractie van een seconde voordat de foto genomen werd van een onzichtbare vuist een enorme dreun onder zijn kin heeft gekregen - die zijn hoofd zó ver naar achter heeft doen klappen dat het lijkt alsof het nu achterstevoren èn ondersteboven op zijn romp staat. Alles aan dat hoofd is door die klap, als bij een parodie op Picasso, op een andere plaats komen te zitten: oor is oog geworden, voorhoofd kin, en baard haardos.
Toen ik die foto - die ik bij mijn ouders thuis in een of ander boek had aangetroffen - aan datzelfde vriendje van het vakantiehuisje op de Veluwe liet zien, en hem, als ging het om een knap 'special effect' in een film, op die uitelkaar geslagen en weer slordig in elkaar geflanste mannenkop wees, zei hij honend: “Welnee man, die is bezig met klaarkomen. Die twee zijn aan het neuken! Zie je dat dan niet?”
Nee, niet dus. Ik wist wel zo'n beetje wat neuken was, maar niet dat het ook zó kon. Dat kon ik pas een paar jaar later verifiëren aan de hand van het boek Liefde Zonder Vrees van Dr. Eustace Chesser, dat mijn ouders op mijn verzoek hadden aangeschaft. Tot het moment dat dat vriendje mij uit de droom hielp, had ik de man en de vrouw op die foto gezien als levend materiaal van een door de fotograaf geënsceneerd abstract kunstwerk, een menselijke sculptuur, een compositie in bloot. Toch is er altijd iets van die droom blijven hangen. Iets van dat uit onschuld geboren heilige ontzag voor het grote en soms gewelddadige onbekende dat zich in seks kan openbaren is mij bijgebleven, en dat is dan mede te danken aan Ed van der Elsken. Want hij was het die deze foto van, naar ik later vernam, een bevriend echtpaar in Suriname maakte.
Die foto is nu ook te vinden in het boek met erotische foto's dat Anthon Beeke samen met Anneke van der Elsken-Hilhorst uit de nalatenschap van Ed van der Elsken heeft samengesteld, dat onlangs verscheen met als titel L'Amour! Dat uitroepteken is het uitroepteken dat je achter bijna alles zou kunnen zetten wat Van der Elsken, die immer luid zingend door de regen van het leven stampte, heeft gemaakt: fotoboeken met titels als Jazz ('59), Sweet Life ('66), Eye Love You ('77), Hallo! (1978), Amsterdam ('79),Parijs!('81), en zeker ook de film over zijn laatste levensjaar: Bye ('90). Achter het Franse woord voor 'liefde' heeft het Van der Elskense uitroepteken in de eerste plaats iets van 'ólala', 'zzzalig!', en tegelijk ook iets dwingends, als bij een bevel: 'liefde moet!' (en, zoals Raymond van het Groenwoud zong in Je veux de l'amour, 'niet dadelijk, niet straks, niet seffens, maar nu direct, tout de suite, heute nog verdomme!'). Roofzuchtig
Maar misschien meer nog dan dat staat het uitroepteken achter L'Amour! voor het triomfantelijke 'beet!' en 'hebbes!' van de klik! van de sluiter van zijn camera. Zeer terecht karakteriseert Anthon Beeke in zijn inleiding bij L'Amour! het werk van Van der Elsken als 'hebzuchtfotografie - hebzucht naar die momenten van het leven die je wilt vasthouden, momenten uit andermans leven die je aan je eigen leven wilt toevoegen'.
Nu zijn alle echte fotografen hebberig op het roofzuchtige af. Ze verzamelen gierig wat anders voor altijd verloren zou zijn gegaan: momenten van schoonheid, schrik of schaamte. Of liever: zij creëren die momenten, door van de talloze beelden die in de werkelijkheid in een continue stroom over elkaar heen glijden er af en toe één voor instant vervanging door een ander te behoeden. Gedreven door een grote gulzigheid naar meer en een met elke nieuwe foto aangescherpt visioen van de ultieme foto, gaan ze ook actief op jacht naar die momenten, met als enige angst dat ze net even met hun ogen zullen knipperen, of er net de slaap uitwrijven, wanneer zich plotseling voordoet waarnaar ze hun hele leven op zoek zijn: het moment der momenten, het gezicht van God op een van die uiterst zeldzame momenten dat Hij nog wel eens per ongeluk in de spiegel van Zijn schepping kijkt.
Ed van der Elsken keek graag in spiegels, gebruikte ze ook vaak in zijn werk. Direct al op de eerste twee foto's in L'Amour! is Van der Elsken zelf te zien, terwijl hij zichzelf met een van zijn echtgenotes in de spiegel fotografeert. In het ene geval - de foto die als een soort motto de titelpagina siert - omvat zijn linkerhand de camera en de rechter, alsof daarin de ontspanner verborgen zit, een blote borst. In het andere geval is het zijn eigen borst die ontbloot is, en houdt de vrouw naast hem (een andere, eerdere dan op de vorige foto) met een uiterst mistroostige blik een pan en een theedoek omhoog. 'Man, houd toch 's een keer op met dat ijdele gedoe, en laat me me even ongestoord de afwas doen, doodmoe word ik van je' zie ik haar denken.
Zijn mooiste spiegelfoto, ook te vinden in L'Amour!, is nog steeds de beroemde foto van zijn vaste model uit de Parijse jaren ('49-'54), de destijds zwaar opiumverslaafde Vali Meyers, die gedurende drie jaar, als vampier, nooit met daglicht haar hotelkamer aan de Rue de Canettes verliet. We zien een door het leven getekende schoonheid, met haren als gerafelde veren, die op het punt staat een kus te drukken op de mond van haar identieke tweelingzuster, wier hoofd net nog even aan het oppervlak van de spiegel is boven komen drijven, waarin ze kort tevoren was verdronken. Het leven van Vali is al zo ver in rook opgegaan dat niet meer uit te maken valt wie van de twee het meest werkelijk is: zij of haar spiegelbeeld. Wanneer haar lippen het glas raken, zullen zij waarschijnlijk beide in het niets oplossen.
Vali Meyers was één van, zoals hij ze zelf noemde, 'Elskens Angels': de grote schare van rusteloos tussen hemel en hel heen en weer pendelende en even zo vaak weer met gebroken vleugels tegen de aarde gesmakte dropouts, freaks en beautiful losers, die in de gedaante van zotten, zatlappen en zwervers, penose, punks en prostituées, dichters, danseressen en gedoemde geliefden in zo ruime mate het straatbeeld op de vroege foto's van de 'sidewalk-artist' Van der Elsken bepalen: de zwarte schapen van The Family Of Man. Hij droeg ze zo'n warm hart toe omdat ze, gelouterd door hun leven aan de zelfkant, zoveel 'echter' waren dan al die 'slijmballen en conformistische kleurloze eikels' die doodsbang waren voor wat er zich in de nasleep van de bevrijding aan mogelijke pieken en dalen in de beleving van het leven aandiende. Alsof 'echtheid' een goedje is dat je als een soort bezinksel in steeds zwaarder en zuiverder kwaliteit aantreft naarmate je dichter bij de bodem, of beter: dichter bij de zoom van de maatschappij komt - daar waar de naden wat losser zitten en hier en daar de naakte huid van het menselijk dier zichtbaar wordt.
Rock-cultuur
Het is een romantisch idee, dat van die straat-engelen, een idee dat door de Beat Generation, en via rockdichters als Bob Dylan en Lou Reed ook zijn weg heeft gevonden naar de rock-cultuur, en een idee waarvan ik net zo nostalgisch kan worden als van de foto's die Ed van der Elsken van Amsterdam heeft gemaakt. Vanwege alles wat er verdwenen is. Vanwege alles wat er bijgekomen is; en dan heb ik het niet alleen over oud en nieuw, huizen en BMW's, mooi en lelijk, maar over veel wezenlijker dingen als verwachting en teleurstelling, vrijheid en 'val dood'. Toch is 'toen', mede dankzij die foto's, in de stad blijven bestaan, als gerucht, als geur en contour, en soms toont het zich - alsof je plotseling 'X-ray eyes' hebt gekregen - dwars door alle latere beeldlagen heen, in zijn volle glorie. Op een stille zondagmorgen in het Vondelpark bijvoorbeeld, of op een nazomermiddag op de Doelenbrug, of, als je tussen je oogharen en in zwart-wit kijkt, tijdens een kermis in de regen. Maar het licht moet wel precies goed zijn en wat zeker helpt is zo'n altijd naar middernacht klinkende trompetsolo van Miles Davis, een asfalt jungle-thema van Monk op de piano of een krolse saxofoon-lick van Rollins, kortom: Jazz! Zoals de titel luidt van weer een ander boek van Van der Elsken, vol met door sigaretterook gefilterd licht genomen foto's van de Amerikaanse jazz-engelen die tijdens de befaamde nachtconcerten in het Concertgebouw optraden en die door Jan Vrijman in de inleiding bij dat boek zo prachtig omschreven werden als 'schipbreukelingen zwervend door Europa, zoekend naar de kusten van extase, verafgood en misérabel, poètes maudits in de ochtendschemering van het atoomtijdperk.'
Jazz van het rokerige, neonlicht-weerspiegeld-in-nat-asfaltachtige soort, is, zoals Anthon Beeke in zijn inleiding bij L'Amour! opmerkt, ook ontegenzeglijk de verborgen soundtrack bij wat naar alle waarschijnlijkheid Van der Elskens meest geroemde werk zal blijven: 'Een liefdesgeschiedenis in Saint Germain des Prés ('56), een beeldverhaal noir over een gedoemde liefde in het internationale milieu van de Parijse bohème van begin jaren vijftig. Het zorgde destijds in de na-oorlogse Hollandse huiskamers voor enige beroering vanwege de existentiële wanhoop en nihilistische bandeloosheid die de levensstijl kenmerkte van deze 'zondaars in spijkerbroek'.Wat mij betreft is het werk dat Ed van der Elsken maakte aan de 'zelfkant' van het leven - zijn in antraciet gedrenkte fotografische liefdesverklaringen aan het internationale leger van de engelen van de straat en de nacht - zijn meest vitale en poëtische en betekenisvolle. Met de tijd verloor echter ook het straatbeeld steeds meer van haar lieflijke kanten: de 'rotzakken' werden steeds minder 'adorabel', zodat Van der Elsken ze tenslotte helemaal van zich af moest schudden, die big city blues, waarin hij kind aan huis was. Gelukkig was er voor deze 'perschef van het leven', zoals hij zichzelf noemde, genoeg wereld over om de geeuwhonger van zijn camera mee te stillen: Afrika! Azië! De Natuur! Edam! Allemaal gedocumenteerd in boekenvol ansichtkaarten, een meerdelige bloemlezing van de mensheid. En natuurlijk: de liefde! L'Amour!
Geliefden
Er staan prachtige foto's in het boek van die naam, dat in ruwe lijnen en met diverse interrupties de opbouw van het liefdesspel volgt: ontmoetingen, dansen, kussen, vrijen, zwangerschap, om te eindigen met wat voor veel klassieke beeldende kunstenaars toch nog altijd het toppunt van schoonheid blijft: het kind zuigend aan de moederborst. Een kleine galerie van mijn favorieten: bevroren als in een danspas, een vrouw die staand een nylonkous aan haar jarretels vastmaakt. Een meisje met kort haar en een lichaam zo romig dat je het bijna van het papier op kunt likken. Een verlegen lachend opzij kijkende roodharige (hoe weet ik dat? het is in zwart-wit!) met kippevel op haar borsten. Een meisje op een terras dat haar best doet de impertinente blikken van de twee jongens aan het tafeltje naast haar te negeren. Het vergezicht onder de opvliegende petticoat van het meisje dat in het park de rock 'n' roll danst. Vinkenoog ('wij waren dichters en moesten nog veel leren') als op het eind van een klasseavond zo zoet met een meisje tegen zich aan. Mulisch bloot in bed neuzend met een meisje waarvan hij de bh niet los heeft kunnen krijgen. Het tedere gebaar waarmee een blond meisje de top van de zich langzaam oprichtende piemel van haar zwarte vriend aanraakt. En een hele vreemde, opmerkelijk genoeg misschien wel de enige licht perverse foto, van een stel op een bank waarvan de man nog zo goed als volledig gekleed is (alleen zijn strikje is los) en het hoofd van de schuin tegen zijn knie aanliggende vrouw geheel los lijkt te zijn gekomen van haar half ontblote lichaam. De sfeer is duidelijk après sex, maar wàt voor seks? Het allermooist vind ik echter de foto waarop een buitengewoon mooi meisje heel teder bij haar borsten gepakt wordt door de jongen die achter haar staat - en dan vooral vanwege de uitdrukking op beider gezichten, die afwijkt van die van bijna ieder ander die in dit boek onze richting uitkijkt.
Onweerstaanbaarheid
Voor het merendeel van de foto's in L'Amour! geldt wat Anneke van der Elsken in de inleiding over de liefdesfoto's van haar man schrijft: 'Dat waren meer dan naaktfoto's, meer dan bloot. Ed was erbij als fotograaf, als persoon, verlegen, opgewonden, verliefd, vol verwachtingen, vertederd, onder de indruk, brutaal, vrolijk of uitdagend. Hij fotografeerde zijn vrouwen, zijn vriendinnen, kennissen en passanten, die op het moment van het fotograferen allemaal zijn geliefden waren (-) Die foto's tonen een mengeling van Ed en die geliefden.' Of, in de woorden van Willem Jan Otten in zijn inleiding bij het in 1990 verschenen 'levenswerk' van Van der Elsken, Once upon a time: 'Keer op keer slaagde hij erin om iemand zó naar zich te laten kijken dat zijn, Van der Elskens eigen onweerstaanbaarheid werd aangetoond.' Correct! Maar hier niet! Niet op die foto van die jongen die zijn handen als in een gebed zo aandachtig om de borsten van het meisje heeft gevouwen. Zíj kijkt zelfs helemaal niet naar de camera, zij kijkt naar binnen, naar haar eigen genot, en door haar ogen gesloten te houden sluit zij de fotograaf buiten. De jongen achter haar kijkt ondertussen in de verte, over de fotograaf die voor hen staat te dansen heen, met in zijn ogen een meewarige blik van 'wat moet je nou, man? Kijk eens wat ik in mijn handen houd, en vergelijk dat eens met wat jij vasthebt. Wie is er dan beter af?' Er zit iets wraakzuchtigs in mijn interpretatie, besef ik, iets kwaads, maar dat is onvermijdelijk. 'A macho thing' wellicht.
Het werk van Ed van der Elsken heb ik altijd bewonderd, de bevlogenheid ervan, de poëzie, de humor, de branie, de reikwijdte en zelfs de sentimentaliteit, de zelfgenoegzaamheid en oppervlakkigheid die het af en toe kenmerkt neem ik voor lief. Maar met hèm - de man die meer dan wie ook fotografeerde wat er in zijn leven speelde - heb ik altijd grote moeite gehad. Dat ontzettende toffe, dat voortdurende direct of indirect via de camera in de spiegel kijken, en de manier waarop hij met zijn Grote Liefde voor het leven de liefde van ieder ander wilde afdwingen - die onweerstaanbaarheid van hem had ook iets verschrikkelijk onuitstaanbaars.
Wat eigenlijk mijn hele visie op Van der Elsken heeft scherpgesteld was een interview met Anneke van der Elsken kortgeleden in Het Parool, waarin zij vertelt hoe zij haar man had leren kennen toen ze door hem werd meegenomen terwijl ze ergens in Noord-Holland met een Engelse jongen stond te liften, en hij bij het uitstappen vroeg of ze niet een keertje bij hem langs wilde komen, maar dan wel zònder die Engelse jongen. Wel, die Engelse jongen, dat was ik. Of als ik het toen misschien niet was, ben ik het nu.